onderzoek ingesteld te hebben, eene gift van ƒ200,- gezonden, als bijdrage voor de oprigiing eener nieuwe kerk te Bahauw.

Laat ons dan niet tot moedeloosheid vervallen! Des Heeren arm is nog niet verkort. Waar tot heden op rotsen geploegd werd, kan die harde grond morgen door de kracht des Heiligen Geestes in een' vruchtbaren bodem zijn herschapen. Er moet voor Timor dringend worden gebeden, voor de uitbreiding van het rijk van Christus op dat eiland een dubbele zegen van den Heer der Kerk gevraagd worden. Op dan ten gehede, Geliefden! en niet vertraagd! Onze Zendelingen roepen uwe voorbeden in. Zij hebben er groote behoefte aan. Maken wij dan onze begeerten Gode den Vader in den naam Zijns Zoons hekend, en waar wij naar eenen beteren dag voor het geteisterde Timor verlangen, daar moge de schemering eerlang veranderen in een' heerlijken dag. Amen, Heer, Uw Koningrijk kome!

HET FRANSCHE EN HET RIJNSCHE ZENDELINGGENOOTSCHAP.

Beide Genootschappen hebben zich gelijktijdig tot ons gewend, en in de verlegenheid, waarin zij zich bevinden, onze hulp gevraagd. Het Fransche Genootschap heeft zich gedrongen gezien zijn Zendelingshuis te sluiten, en de uitgaven ten behoeve zijner Zendelingen zooveel mogelijk te beperken, en het Rijnsche Genootschap wordt gedrukt door een' schuldenlast, die volgens de laatste berigten