Het gebrek aan gemeenschap is een groote ra bedroevende hinderpaal voor al onze Zendingsposten, bijzonder voor Timor. Zoo bevond ik bij mijne aankomst op Java (Aug. 1846) tot mijne teleurstelling, dat Br. donselaar nog te Soerabaja wachtende was op reisgelegenheid naar Koepang -, niet vóór October, d. i. in de negende maand zijns toevens, vond hij die. Te Soerabaja liggen soms brieven voor Timor op het postkantoor, gelijk een der beambten mij verhaalde, die bijna een jaar oud worden, eer zij kunnen worden verzonden. Het laat zich ligt begrijpen, welk eene lastige en kostbare belemmering hieruit voor ons Zendingswerk ontstaat. Ik besloot alle krachten in te spannen, dag en nacht mijn' tijd te verdeelen en. zóó alles op te nemen en te regelen met 's Heeren hulp, en niets te verzuimen van hetgeen, waartoe ik gezonden was. Met de Broeders maakte ik afwisselend, dan met den een' en dan met den ander', toeren naar verschillende rigtingen in hel binnenland, om hunne scholen en gemeenten, land en volk zoo veel mogelijk te leeren kennen cn het noodige met hen zeiven te bespreken 5 bij hen had sints 2 Julij zich ook Br. donselaak gevoegd , die met zijne vrouw van Oelio gekomen was, en dien ik van nu af tot aan mijn vertrek bijna dagelijks zag. De dagen van meer ligchamelijke rust besteedde ik, om zamenkomsten met de Broeders en de leden van het Hulp-Genootschap, of met de schoolmeesters te houden, gevoerde acten en papieren na te zien en het gevoelen en den