patio. Hier vonden wij de kerk zeer vol. Broeder jiïliesma preekte korielijk over paulüs en den stokbewaarder te Philippi; daarop doopte ik dertig kinderen beneden aclit jaren, van ouders, die zelve eerst onlangs waren gedoopt. Eindelijk zegende broeder schwarz een paar ten liuwelijk in en besloot, toen liet reeds donker was. Er volgden nog afzonderlijke gesprekken en vermaningen in de loge, waar velen der aanzienlijksteu om ons verzameld waren. Negen huisgezinnen hadden dien dag, zoo verhaalde ons de Majoor, hunne tompat fosso (afgodsteekenen, trommels, boomtakken met banden en bloemen enz., de bewijzen van hun Alfoerscli heidendom, die zij als amuletten buiten hunne woningen hangen) weggeworpen, als teeken hunner gezindheid om tot het Christelijk geloof over te gaan. Deze negorij, de beste van broeder schwabz, staat weldra geheel Christelijk te worden. Orde, zindelijkheid, arbeidzaamheid gaan met liet aannemen des Christendoms hand aan hand, en openbaarden zich ook hier in kleeding en aangenaam voorkomen der inwoners. De Majoor geeft van alles een loffelijk voorbeeld. Een klein dorp of gehucht, Kamangan , tot Tompasso behoorende en in deszelfs nabijheid, telde geene heidenen meer. Van het Hoofd (Hukum) aldaar werd mij het volgende verhaald. Twee kooplieden van de hoofdplaats (Menado) van Europeesche afkomst, waren onlangs daar in zijne negorij met hunne koopwaren aangekomen. Deze worden door de inboorlingen over het gebergte gedragen, en door de hoofden en aan-