een oude Alfoer, — een zeer gezien Priestér in geheel Toncea, en de eigenlijke hoofdpersoon, — die sedert een reeks van jaren de afgoderij in Ketna had staande gehouden. Dikwijls was het reeds van verscheidene kanten en op verschillende wijzen beproefd, dien man van zijnen schandelijken handel terug te brengen , te meer, daar het hem niet aan een gezond oordeel ontbrak. Alles te vergeefs. Telkens verbergde hij zich achter eene menigte uitvlugten. Men hield hem dan nu ook voor een onbekeerlijk zondaar, aan wien alle moeite vruchteloos zou besteed zijn. » God echter dacht er anders over," schrijft broeder linf.mann . » Geheel onverwachts komt hij bij mij binnen en verzoekt mij bijna biddende, zijne zestienjarige dochter, welke hij medebragt, te willen doopen. Op mijne vraag, of zij dan met de Christelijke godsdienst bekend was, antwoordde hij , dat hij haar daarin zelf naar zijn vermogen had onderwezen, hetgeen inderdaad, bij nader onderzoek, bleek waar te zijn. Ten hoogste verwonderd vroeg ik hem, hoe hij met onze godsdienst bekend was geworden. Toen vernam ik, dat hij nog kind zijnde ijverig de school bezocht, lezen en schrijven geleerd en zelfs eenigen tijd als ondermeester gediend had. Op zekeren tijd door eene zware en langdurige ziekte overvallen , schikte hij zich naar den wil zijner ouders, die nog volslagen Heidenen waren, om onderscheidene inlandsche priesters te raadplegen, en eenige vrij kostbare offers te laten brengen. Hij