honderd en tachtig toehoorders aanwezig zijn." Later is het getal dergenen, die de kerk bezoeken, lot omstreeks drie honderd, het getal der schoolknapen tot honderd vijj en veertig geklommen. Daarna berigt hij de ontvangst van gedrukte Dajaksche leesboeken uit Duitschland. » Ik ging," zoo meldt hij ons, )> terstond met eenige daarvan in de school, en deelde die onder de eerste klasse uit. Terwijl ik daarmede bezig -\vas, sloegen de tweede en derde klasse al mijne bewegingen gade. Toen ik mijn voorraad had rondgedeeld, konden de laatsten hun spijt niet onderdrukken, dat zij niets hadden ontvangen. Nadat ik echter weder nieuwen voorraad gehaald had en niet het uitdeelen voortging, werd de vreugde algemeen. Elk bezag eerst zijn boek van alle zijden, opende het dan met voorzigtigheid en onderzocht den inhoud. Ik sprak toen tot hen van de lieve vrienden in het verre land, aan wie zij dit groote en kostelijke geschenk te danken hadden en vermaande hen tevens, om ook buiten den schooltijd vlijtig daarin te lezen en de lessen, die zij daarin vonden, ter hart te nemen. Die opwekking lot lezen behoeft echter onze Dajaksche jeugd niet; want daartoe ontbreekt het haar geenszins aan lust. Des namiddags kwamen ook weder meerderen uit eigene beweging ter schole, en gingen met hunne boeken in de hand bij elkander zitten , om zich voor den volgenden morgen voor te bereiden."

Van een zijner scholieren , die na eene korte ziekte gestorven is, verhaalt hij het volgende : «Zijn oude grootvader kwam op een zondagmorgen