niet ter school krijgen, omdat de eigenaar niet toelaat, dat de kinderen zijner slaven onderrigt ontvangen. Bemoeijelijkt deze stand van zaken liet werk des Zendelings, daar liet liem de jeugd bijna ontoegankelijk maakt, niet minder hinderlijk is de telkens terugkeerende vrees voor een inval der wilde Dajak Parit , die in de binnenlanden van Borneo wonen en als gruwzame menscheneters schrik voor zich henen verspreiden. NaauWelijks verneemt men liet gerucht, dat zij in aantogt zijn, of alles is in beweging, hetzij om oogenblikkelijk te vlugten, heizij om voor de vlugt alles in gereedheid te brengen.

In de plaats van van hoefen , is later hopi'kbts gekomen, die van Bintang het volgende berigt heeft overgezonden: ยป De schoolkinderen kunnen voor het grootste deel hunne Dajaksche boeken vrij vloeijend lezen, kennen ook meestal de geschiedenissen daaruit, en blijven zelden een antwoord schuldig. Zij lezen het Maleisch vrij goed en het is te verwachten, wanneer de Heer verder Zijnen zegen op onzen arbeid geeft, dat velen van hen vaten der eere zullen worden. Ook van Mengkatih komen omstreeks twaalf knapen ter school; deze kinderen kunnen nog niet lezen, maar leeren het. In liet algemeen toonen zij wel leerlust, maar het leven uit God ontbreekt hun, ofschoon de werking des Heiligen Geestes bij eenigen begint te blijken. Van de ouden zou men zeggen, dat zij stijve hardnekkige zondaars willen blijven." Nadere berigten onibre-