gebeds uitgestort. Wel deden sommigen al wat zij konden, om onder dit alles onverschillig te blijven. Eenigen vergenoegden zich met schuldbelijdenis zonder geloof. Er waren ook, die het ter naauwernood tot die schuldbelijdenis brengen konden, en eindelijk boos op de overigen werden. Moge de oogst van dit alles slechts blijvend zijn voor het koninkrijk Gods. Als laatste vrucht berigten de Zendelingen de bekeering van een' man, die reeds voor eenige jaren met de Schrift bekend was geworden, maar door geliefkoosde zonden terug werd gehouden, nu evenwel door den ernst der blijde boodschap werd aangegrepen, van zijn huis zich losrukte en gedoopt werd. Spoedig daarop werden zijne vrouw en kinderen van hem afvallig gemaakt. Hij haalde ze in op den weg, maar kon zijne vrouw niet bewegen, van haar voornemen , om hem alleen te laten, af te zien. Zoo ging zij dan tot de haren, en de man keerde getroost en in vrede naar zijne eigene woning en tot zijn visschershandwerk terug.

Dat de hand des Heeren nog magtig is, hebben insgelijks de broeders te Calicut ondervonden. Zij gevoelen groote behoefte aan de gebeden der Christenen. » Zeker is het," dus schrijven zij, » dat het verschil tusschen den Zendelingsarbeid, gelijk men zich die buiten af voorstelt en gelijk zij in de werkelijkheid beslaat, grooter is, dan men denkt. Hetzelfde geldt van de Zendelingsondervinding. Men verblijdt zich zeker ook in het vaderland, wanneer men hoort en leest van bekeeringen, in-