en hem en zijne echtgenoot toewenschen, dat hun nog lang de kracht, de moed, het geloof gegeven worde, om hunne sehoone, maar zeker ook moeijelijke taak voort te zetten. Savoe is niet het land, dat door natuurschoon of door een gelukkig klimaat aantrekt; men leeft er maanden lang afgesloten van de beschaafde wereld; maar Savoe heeft eene bevolking, die aanvankelijk de waarde van het Christendom op prijs stelt. Zal dit altijd zoo blijven ? 't Is niet aan te nemen, de koele ervaring zegt ons het tegendeel; maar de hoop spreekt: dat het nog lang zoo blijve; en het geloof zegt: onder voor- en tegenspoed zal Savoe voor het rijk van Christus gewonnen worden. Onzen wakkeren Teffer en de zijnen bevelen wij aan in de voorbede van onze vrienden, en mogen zij het hem aan de noodige hulpmiddelen nooit laten ontbreken!

De Zendingposten op Java.

Zeiden wij boven, dat de christianisering van de groote eilanden van Indië de krachten der zending, zoo als zij nu werkt, te boven gaat, wij zijn verre van op dit feit de stelling te bouwen: de groote eilanden, en daar onder Java, moeten verlaten worden. Wie enkel opwekkende, prikkelende berigten uit de zending verlangt , handele daarnaar; wie niet te veel opziet tegen teleurstelling, volharde, wetende, dat het mosterdzaad een der kleinste zaden is en toch een gewas voortbrengt, waarin de vogelen des hemels nestelen. En wie het werkelijk goed meent met den Javaan helpe ons, of, wil hij liever, helpe anderen om de zending tot eene hoogte op te voeren, dat zij hare taak naar den eisch, met waardigheid kunne vervullen.

Het zendingwerk is. niet te rangschikken onder de liefdadigheidswerken; het is de heilige pligt der christenen, het zelfbehoud voor de gemeente des Heeren; gevoelt zij dit niet, dan is zij harén verheven naam niet waardig. Dit neemt niet weg, dat het onderhoud der zending hoe langer hoe kostbaarder wordt en voortdurend bezwarend, als daarin slechts door weinigen voorzien moet worden. •De zending noodzakelijk voor Indië" zoo luidde het opschrift van het eerste woord, dat wij in 187G tot onze Vrienden rigtten. Dat onze Vrienden het hierin met ons eens zijn, gelooven wij; maar een weerklank op dit woord hebben wij van geen hunner vernomen , evenmin als er weerspraak op voorgekomen is. Zoo gaat het •naar al te veel, en men begint te denken aan » Woorden in den wind!"