een goede dosis geduld beschikt; men zal bijv. de godsdienstoefening, met het oog op de strandhitte, tegen den avond houden ; maar op verzoek van bezorgde moeders, die haar zuigelingen ten doop brengen, niet later dan 6 uur. Hoewel er driemaal, met tusschenruimten van een half uur, op een trom (in de Minahassa een zeer gewone manier van de menschen ter kerk te roepen) geslagen is, komt niemand in de kerk, als men niet eerst den voorganger en de hoofden heeft zien gaan ; daarna loopt de hoekoem toewa met zijn helpers nog een paar maal het dorp door om de menschen toe te roepen, dat het nu tijd wordt om te komen; druppelsgewijs komen een moeder, een vader, een kind, een toehoorder, haast geen toehoorderessen, de kerk indruppelen; is de kerk eindelijk een beetje vol, dan begint men maar, om niet de kans te loopen, dat men te middernacht nog staat te preeken. Eerbiedige stilte heescht er niet direct: schreeuwende candidaatjes, sussende moeders, die maar voor je heen en weer staan te wiegen met het bovenlijf, en kinderen buiten de kerk zorgen wel, dat er leven in de brouwerij is; tot stilte vermanen geeft heel weinig; men sta maar onbewogen als een rots tusschen dat alles in en trachte de beteekenis van den doop duidelijk te maken; daarna wordt tot de doopplechtigheid overgegaan, wat het schreeuwen van het candidaatje nu niet direct doet verminderen; men vraagt naar de moeder; O, die is hier; en de vader? ja, die is in den tuin (het veld) gebleven; „zoo, ja maar dat gaat zoo niet, dan is het beter, dat ge wacht tot een volgenden keer, tot ik weer kom en zeg dan tot den vader, dat hij moet zien meê te komen." Is de plechtigheid tot een goed einde gebracht, dan houdt men nog een kort preekje en komt men daarna de kerk uit, dan is het laat en dan weet men van vermoeienis des geestes en des lichaams een weinig meê te spreken, zoodat men naar niet veel meer dan naar rust verlangt. Zoo'n godsdienstoefening in de huizen der menschen zelf heeft ook wel iets eigenaardigs; als om half negen, negen uur een behoorlijk aantal bijeen is, dan is het mooi; ieder die komt, maakt een bevallige buiging voor den spreker 'de Bantiker, man zoowel als vrouw is zeer slank gebouwd, zeer blank van huidskleur, heeft zeer regelmatige gelaatstrekken en is sierlijk in bewegingen); telkens komt er nog een, soms juist als alles is afgeloopen.

Dinsdag 24 Juli 1906 was een groote dag voor de gemeente Malalajang. Bij mijn komst in dezen werkkring was het kerkgebouwtje volkomen in overeenstemming met het geheele aanzien van het dorp: onaanzienlijk; 't was een