met mij de hand boven het hoofd onzer goede helpers houden» Dat de vrienden in Holland het toch nooit vergeten, dat, wat de zendeling of hulpprediker doet, naast God, zooveel van den arbeid onzer helpers afhangt.

Onze scholen wachten op bezoek. Op Dammer alleen zijn 6 scholen met + 300 ingeschreven leerlingen. Vier genieten subsidie, een heele steun voorwaar. Gij ziet. het gebouw is geheel ingericht naar den plaatselijk en bouwtrant: atapbedekking. planken bewanding, waarin openingen voor licht en lucht; de vloer bestaat uit aangestampte aarde, liet meubilair niet weelderig, maar alles: zitbanken, borden, kast, telraam, platen voor wandversiering, en in de kast: leer-, lees- en schrijfbehoeften, alles in voldoende, hoeveelheid aanwezig. En beschouw nu die kinderen eens. I loe ordelijk is dat binnenkomen; hoe stil gaat ieder naar zijne plaats. De kleeding (de schoolkinderen moeten gekleed zijn), bij sommigen wel getuigende van vele en langdurige diensten, is toch schoon; 't is te zien, allen hebben gebaad; de meisjes het haar netjes opgemaakt. De meesten brengen een klein fleschje, anderen een klapperdop met water mee; dat is voor het schoonmaken van de lei; want dat mag niet met de „tong" gebeuren. Daarom hebben allen dan ook nog een lapje; verder een liniaal en is de griffel netjes aangepunt. Ja zeker, kleine dingetjes hé, maar daarop moet juist in het zendingswerk zoo worden gelet. En als nu straks de onderwijzer met zijn stokje op de tafel slaat, ten teeken dat de school beginnen zal, hoe netjes staan dan allen op. ook die kleine kleuters daar, die nog niet zijn ingeschreven, doch met een broertje of zusje meêkomen, opdat deze niet behoeven thuis te blijven om op de kleinen te moeten passen, als vader of moeder naar de velden zijn. Ieder voegt zich bij de stem van den meester op de ruimte bij het bord, en nietwaar, uit deze monden klinkt het aardig, zoo niet aandoenlijk, dat driestemmig gezongen : „Veilig in Jezus armen", of „De beste Vriend is wel daar boven." En na den zang, ziet, dan vouwen al die kinderen hun handjes en sluiten de oogen en doet een van de jongens of meisjes der hoogste klasse een kort gebed in de landstaal (dit mag niet van buiten geleerd zijn); en dan, ja dan vraag ik mij zeiven af: „Heer, zoudt Gij deze kleinen niet zien, niet hooren ?"

Mijne vrienden, ik heb U Dammer willen laten zien. Oppervlakkig, vluchtig, ja maar, 't is ook Uw eerste bezoek, en dan wil men liefst een algemeenen indruk hebben. Later nog eens weer en dan meer naar de diepte. Maar nu,