zamen schatte ik ze op 500. Karbouw, varken, paling, van alles werd er geslacht. Het ging er echt gezellig toe. In vroeger voor de soldaten opgeslagen hutten zat heel het gedoe bijeen. Na het avondeten vergaderde iedere onderwijzer zijn eigen schoolkinderen rondom zich. Zoo werd om beurten door de kinderen gezongen. Zoo echt hoorde ik sommige jongens tegen elkaar zeggen: „zet je stem uit, koor!" Ja juist hoe harder hoe mooier. Daar zijn we in Holland toch ook niet vreemd aan, nietwaar? 15 ij na alle feestgangers verzamelden zich om de kinderen en amuseerden zich best. De zang kan hier een krachtig propagandamiddel worden. Naast de prediking heeft dé Toradja iets anders, iets lichters ncodig en dat is de zang. Ik zag hoe Papa i Woente te midden van vele hoofden zat, die nog nooit de schoolkinderen zoo hadden gehoord en gezien.

Wat bleek mij nu later? Die hoofden waren eerst niets op hun gemak over dat zingen, want ze hadden de kinderen hooren zingen: „Gij o Heer zijt onze Yader." Ziet ge wel, lüdden ze toen tot Papa i Woente gezegd, dat onze kinderen ons niet meer als vader zullen erkennen. Ze noemen nu al een ander papa. Dat is de bedoeling der Hollanders. Toen had Papa i Woente ze heel gemoedelijk en hartelijk lachend ingelicht, en gezegd: ,,Weest maar niet bevreesd, God noemen ze hun Yader. Maar Hij is ons aller Vader, want Hij geeft regen en zonneschijh, opdat onze rijst gelukke."

Papa i Woente gevoelde zich op dat feest tegenover al die nog buiten ons staande hoofden de voorlichter. En zijn woord werkte goed. Maar 't leerde mij weer op nieuw, dat we niet te eenvoudig kunnen zijn in onze prediking. Hoe vaak zullen we toch niet verkeerd begrepen worden !

De prediking ging kalm haar loop. Er wordt door de geregelde bezoekers goed geluisterd. Eens sprak ik over de gelijkenis van het groote avondmaal Luc. 14 :15-24. Ik vertelde hoe de genoodigden niet konden komen op dat feest, omdat ze akkers en ossen gekocht hadden, omdat ze een vrouw getrouwd hadden. Zoo echt verontwaardigd viel een oude vrouw mij in derede, zeggende: „allemaal leugens; vne zou niet naar een fee?t gaan. Die man had best te zamen met zijn vrouw naar 't feest kunnen gaan, dat doen wij hier ook." Over den akker en de ossen zweeg ze maar, want een Toradja kan zich zelfs niet eens indenken, dat een akker en ossen vóór een feest zouden eraan.

Ons Kerstfeest is dit jaar zeer goed geslaagd. De tien goeroefamilies waren zes dagen onze gasten. Het gansche jsar zitten ze op eenzame posten. Geen wonder dat zoo'n samenzijn een ware verkwikking voor hen is. Ruim 150