Wij gelooven niet te veel te hebben gezegd, toen wij in den aanvang uitspraken, dat het werk van ons Genootschap staat in het teeken van vooruitgang en dat wij hebben te wachten de „trials of suceess". Onze zendingsvelden overziende is er geen, waarvan niet kan worden getuigd, dat de voorteekenen er gunstig zijn, en dat, indien wij met moeilijkheden te kampen hebben, deze voortkomen uit den zegen, die er op het werk onzer zendelingen rust. Op Java, in de Minahassa, in Bolaang-Mongondou, in Posso, in Deli, overal is werking te bespeuren. En van alle kanten komen berichten tot ons, die spreken van uitbreiding van bemoeienissen of vermeerdering van het aantal zendelingen.

Wij lezen in Lucas 5, dat het net der discipelen scheurde, d.w.z. dat een groot gedeelte van den reeds verkregen .zegen hun ontging of dreigde te ontgaan. De zendingsgeschiedenis wijst vele voorbeelden aan van een soortgelijken gang van .zaken. Menigmaal is ook hier de oogst, die men slechts had binnen te halen, verloren gegaan door verwaarloozing.

En nu lezen wij van de discipelen, dat zij, toen het net scheurde, hun medegenooten wenkten. Welnu, dat doen wij ook. Wij wenken onze medegenooten, hen die met ons vurig bidden: ,,Uw Koninkrijk kome." Wij roepen allen op, wien de uitbreiding van de Gemeente van Christus ter harte gaat, die iets gevoelen van den plicht, die op ons ÜNederlandsche Christenen rust tegenover onze Koloniën. En wij vragen hun allen met den meesten aandrang zich bij ons aan te sluiten. In Lucas 5 : 7 lezen wij : ,,En zij wenkten hun medegenooten, die in de andere schepen waren, dat zij hen zouden komen helpen. En z ij' kwamen, en vulden heide schepen." De discipelen riepen dus niet tevergeefs om hulp. God geve, dat in het reeds ingetreden verslagjaar moge blijken, dat ook wij niet te vergeefs om hulp hebben geroepen !