Over het ontstaan van een ā€˛soerambih"-dorp kwamen wij ook hier weinig te weten. Het deed ons echter denken aan enkele dorpen in XII Koeta en Soekapiring (Doesoen), die buiten de bestaande perbapan om gesticht werden, met goedvinden van den Datoek. Meestal hebben deze dorpen een pengoeloe van den Simbiring-stam (de Maleische vorsten moeten ook van de merga Simbiring zijn), wat eigenlijk in bovengenoemde Oeroengs niet kan, daar de regeerende hoofden van de merga Karo-karo moeten zijn.

Ook vernemen wij onder de hand van een paar jongens, dat. er in Koeala een school staat met Maleische onderwijzers en dat op die school, waar veel Batakkers komen, geen Bataksch wordt onderwezen, maar alles in het Maleisch gaat. Ja, zoo moet de geheele Batakkerij wel spoedig verdwijnen; maar is dat een zuivere toestand? Zeker geen gelukkige voor de Bataksche jeugd.

Als dan de gesprekken van weerskanten wat stokken, gaan wij ons op de badplaats van het dorp opfrisschen, poolshoogte nemen in de hut, waar wij met onze jongens zullen overnachten, eten. Weer willen wij na het eten in de djamboer wat gaan praten. Dan merk je pas, dat je in een kleine kampong zit. Uitgezonderd een paar jongens en twee of drie mannen, die moe van het werk in een tuin, meer zitten te slapen dan te praten, is er niemand; ook de pengoeloe komt niet. Het is er stil; de heldere maan heeft nog geen kinderen naar buiten gelokt om hun spelen te beginnen, waar ze overdag geen tijd voor hadden, omdat klein broertje of zusje voor hun rekening was, zoolang moeder moest werken. Maar lang duurt het niet, of daar begint het gejoel en geschreeuw. Bataksche kinderen, maar zelfs in het spreken onder elkaar bezigen ze Maleisch. Neen, het zijn bijna geen Batakkers meer!

Als wij nog een poosje later ons ter ruste begeven, teneinde voor den zwaren dag van morgen kracht op te doen, beginnen de vrouwen in de heldere manenschijn hun rijst te stampen. Regelmatig-eentonig klinkt het gestamp, nu en dan afgewisseld door het geluid van wannen. De slaap wil maar niet komen. Eindelijk houdt het gestamp op; beter wordt het niet voor ons, want nu gaan de vrouwen hun opgespaard nieuws van den geheelen dag elkaar in kleuren en geuren vertellen, ook al in het Maleisch. Een gedeelte versta je, maar een groot deel niet en juist de onwillekeurige inspanning ook dat nog op te vangen, verjaagt den slaap. Het kindergejoel wordt met het kwartier erger. Toen hebben wij diep in den nacht stilte verzocht en gelukkig gekregen.