vonden, in aanmerking genomen de heel geringe moeite, die er voor gedaan wordt.

Van Koeta-Baroe weer opgebroken, hadden wij alleen nog maar te dalen naar de Laoe Wampoe, die over te steken en daarna te klimmen naar Koeala-Moerak. Dat was de groote attractie van dezen dag — de Laoe Wampoe, dezelfde als de Laoe Biang op de Hoogvlakte. Wij hadden er wel veel over gehoord en ons allerlei voorstellingen er van gemaakt — misschien was het daarom, dat de breedte en het indrukwekkende ons tegenvielen. Je zag wel, dat het diep water was, want het gleed zoo rustig voort, bijna zonder kabbeling. De menschen vertelden, dat de rivier 4 tot 5 vadem diep was, dus niet te doorwaden, en door Snellen stroom niet over te zwemmen. Over de rivier was een dikke rottan gespannen, waarlangs een vlot werd heen en weer getrokken. Een voor een moesten wij ons op dat bamboeding begeven, eerst een beetje onveilig gevoel, maar weldra erg naar den smaak, zoodat je er naar je zin veel te gauw over bent; het uitzicht over de rivier is dan ook wondermooi ; steile oevers, dichtbegroeid met oerbosch, waar boven uit de bergen aan den eenèn kant en een zware onweersbui aan den anderen. Gelukkig wij waren er, en behoefden dus niet met een angstig gezicht de onweerswolken aan te kijken; wij zouden er niet meer nat van worden.

Koeala-Moerak is een klein dorp, zoo geheeten omdat daar de mond van een riviertje, de Moerak, is (erboerakboerak — opborrelen, uit den grond opwellen). Het is prachtig helder water en ijskoud; het komt uit een diepe grot, iets minder dan honderd meter lengte, waarvan aan het eind de bron is in een komvormig gedeelte. De totaal indruk van Koeala-Moerak is nogal arm; het is te zien, dat er vroeger meer huizen gestaan hebben, en ook volgens de verhalen van de menschen is het vroeger een groot dorp geweest; de armoede van den grond, de last die de wilde dieren veroorzaken voor den veldarbeid en veefokkerij, zijn oorzaak, dat verschillende gezinnen over de Laoe Wampoe trokken; daar is het door de tuinen al heel wat veiliger geworden. De Kembaren is een ondermerga van de Simbiring, den stam, die stellig van Tamilschen oorsprong moet zijn. Wij meenden op deze reis nog eens wat meer van de herkomst der Simbiring gewaar te kunnen worden, maar het mocht ons niet gelukken.

Wat wij daaromtrent vernamen deelen wij in het volgende nummer van het Maandbericht mee.

( Wordt vervolgd.)