Jaarverslag was nog niet verschenen, toen de telegrafische tijding ons bereikte, dat Br. Van der Waals gemeend heeft eervol ontslag bij ons te moeten aanvragen. Hem was een Gouvernementsbetrekking aangeboden, en hij verliet reeds den 3den Juli de Minahassa.

Deze gang van zaken plaatste ons voor zeer groote moeilijkheden. Op grond van vroegere uitspraken van Br. Welsz vóór zijn vertrek naar Indië meenden wij te moeten aannemen, dat hij er bezwaar tegen hebben zou zijn plaats als onderwijzer aan de kweekschool voor die van schoolopziener te verwisselen. Wij hadden juist vernomen, dat de Zendingsconsul op uitnoodiging van het Sangi en Talaud Comité het arbeidsveld dezer Vereeniging zou bezoeken, en wij besloten onmiddellijk van de gelegenheid gebruik te maken om hem te vragen ook naar de Minahassa te gaan. Het Bijbelgenootschap gaf zijn toestemming, en de Heer Van Boetzelaer verklaarde zich bereid. Zoo vertoefde hij dan in de tweede helft van September en in het begin van October eenigen tijd in de Minahassa, en behandelde daar ettelijke zaken ons werk betreffende.

Een gevolg daarvan was allereerst de benoeming van Br. Welsz tot schoolopziener. Wij hadden de mogelijkheid daarvan aan Br. Van Boetzelaer genoemd, en aangezien Br. Welsz bereid bleek deze taak op zich te nemen, kon nu op de meest geschikte wijze in de vacature, door het ontslag van Br. Van der Waals ontstaan, worden voorzien. Daardoor ontstond een vacature aan de Kweekschool, maar door tijdelijk het onderwijs in de Hollandsche taal te staken kon het aantal lesuren zoo gereduceerd worden, dat het voor Br. Stenstra niet al te bezwaarlijk was ze gedurende eenigen tijd alle voor zijn rekening te nemen. Wellicht zal trouwens Br. Hiebink Rooker hem nog bijstaan.

Toch moet deze toestand zoo kort mogelijk duren. Vooreerst omdat ook met deze regeling het werk voor Br. Stenstra veel te veel is. Maar bovendien, evenals elders openbaart ook in de Minahassa de bevolking de begeerte naar onderwijs in de Holl. taal; en zelfs hier meer dan elders, omdat het algemeene peil der ontwikkeling hooger is, en vele Minahassers buiten hun geboorteland betrekkingen aanvaarden, bij de vervulling waarvan de kennis van de Holl. taal voor hen van groot gewicht is. Eindelijk, het is dringend noodzakelijk dat onze Kweekschool zoo spoedig mogelijk worde uitgebreid en beperking van het aantal leerkrachten ligt in de tegenovergestelde lijn. In verband met deze zaak moet ons een klacht van het hart over het zeer geringe aantal onderwijzers, die zich voor de Zending beschikbaar stellen. Men zegt, dat bij