jaar daar arbeidende Hulppredikers er slechts één weder daar aantrof. Wij betreuren levendig deze herhaalde veranderingen, en hopen dat er een middel zal worden gevonden om die in de toekomst te voorkomen.

Toen wij in het jaar 1901 van de Regeering het verzoek kregen een ambachtsschool in de Minahassa op te richten, hebben wij dadelijk gewezen op de kwade kansen aan zulk een onderneming verbonden. Iedereen was nog te veel zijn eigen timmerman, smid enz., en het scheen niet waarschijnlijk dat speciaal voor hun vak opgeleide ambachtslieden uitsluitend door het uitoefenen daarvan hun brood zouden kunnen verdienen. Toen vier jaren later Br. Notten naar de Minahassa vertrok, hebben wij nog eens uitdrukkelijk op dit bezwaar gewezen; en het is ons thans een groote voldoening te kunnen constateeren, dat blijkens het rapport van den heer Van Boetzelaer inderdaad reeds ettelijke inlanders, die de ambachtsschool hebben bezocht, zich zelfstandig als bazen hebben gevestigd, en ruim hun brood verdienen. Het feit getuigt er van hoe snel de ontwikkeling in Indië voortschrijdt. Het is tevens een niet geringe voldoening voor onzen Br. Notten. Dezen wachten wij eerlang in het vaderland. Hij had gehoopt zijn vader hier nog te ontmoeten en een familiefeest te mogen medevieren; de dood is deze verwachting komen verstoren. Gezondheidsredenen maakten het wenschelijk niettemin het reeds aangevraagde verlof toe te staan.

Toen wij ons vorig jaarverslag schreven, hadden wij nog geen bericht van den terugkeer van Zr. Schoch te Sonder, terwijl Zr. De Ruyter hier te lande vertoefde, waar zij een ernstige operatie had ondergaan. Thans vinden wij de beide Zusters weder aan den arbeid, terwijl Mej, Cordes hen verlaten heeft, na gedurende ruim een jaar geheel belangeloos en met groote welwillendheid de beide Zrs. terzijde gestaan te hebben. Mocht het komen tot de oprichting van een centraal groot ziekenhuis in de Minahassa, dan zal dit kleinere hulpziekenhuis voorzeker zijn beteekenis niet verliezen. Veeleer zal dan ook nog behoefte aan meer soortgelijke inrichtingen blijven bestaan. Voor minder ernstige gevallen, en vooral voor wondbehandeling, zijn ze van groote beteekenis, zooals voldoende blijkt uit de steeds toenemende waardeering, die het ziekenhuis vindt bij de inlandsche bevolking.

De drukkerij te Menado wierp dit jaar een winst af, die ƒ 400 hooger is dan in 1912. Krachtiger bewijs, dat de inrichting in bloeienden toestand verkeert, behoeft niet geleverd te worden.