inlander allerminst miskennen) moet uit onze werkzaamheid worden geweerd.

Den i2den Juni 1913 werd voor het eerst het eindexamen aan de Kweekschool te Raja afgenomen. Het was een groote voldoening voor Br. Smit dat alle acht candidaten slaagden. Maar weldra scheen het alsof de vrucht van al dit werk plotseling zou verloren gaan. Onder de geslaagden was zekere Si Sangap, dien oudere vrienden van ons werk zich wellicht uit de geschiedenis van Br. Wijngaarden herinneren. Daar zijn moeder bij zijn geboorte stierf, zou hij levend begraven zijn geworden, had niet Mevr. Wijngaarden zich over hem ontfermd. Hij was de eenige, die niet meedeed aan een soort van werkstaking. De 7 anderen weigerden in dienst te treden op het hun aangeboden salaris. Wel is waar hadden de Brs. reeds besloten de tractementen te verhoogen, maar ook daarmede was men niet tevreden. Si Sangap toonde zijn dankbaarheid voor hetgeen hij aan de Zending te danken heeft door zich niet te scharen bij de ontevredenen. Gelukkig kwamen ook de 7 anderen berouwvol terug. De geest van ontevredenheid vertoonde zich echter mede onder de kweekelingen; maar ook tegenover hen werd krachtig opgetreden. Aan hun overdreven eischen werd geenszins toegegeven, maar aan alle kweekelingen werd hun ontslag aangekondigd, tenzij zij zich vóór een vastgestelden datum berouwvol weder aanmeldden. Van de 32 keerden 26 terug. Deze storm werd dus gelukkig bezworen. En hij heeft kennelijk de lucht gezuiverd; Br. Smit schrijft ons althans, dat er sedert dien tijd een meer vertrouwelijke toon heerscht tusschen hem en zijn leerlingen.

Voor de bijzonderheden der verschillende ressorten, voor zoover ze niet hierboven zijn besproken, verwijzen wij ditmaal naar de statistieken en naar de jaarverslagen der Broeders.

Binnenland.

Zooals men reeds uit het vorig Jaarverslag weet, werden ten vorigen jare de werkzaamheden, die bier te lande geschieden, gereorganiseerd.

Een andere scheidingslijn werd getrokken tusschen de werkzaamheden van de BB. Gunning en Rauws. Br. Gunning nam op zich de correspondentie met de Regeering, den Zendingsconsul, de Minahassa, Bolaang Mongondou en Deli, terwijl hij tevens belast is met de leiding van de binnenlandsche actie van de vier te dezer zake samenwerkende corporaties. Br. Rauws behield de correspondentie