Waarom doet men ook niet zoo, nu eischuld verdeeld moet worden? Doch onze heer troostte mij en ik wendde mij met mijne moeder tot den kontroleur. (Dit is een ambtenaar onzer regeering.)

De kontroleur sprak recht en bepaalde dat de schuld in vijf deelen gesplitst moest worden. Twee deelen daarvan waren door mijn oudsten broeder en de overige gelijkelijk door ons drieën te betalen. De controleur bepaalde dat ik nu van alle schuld ontheven was en nog slechs mede voor de toekomstige begrafeniskosten mijns vaders te zorgen zou hebben. Dit bezegelden de hoofden. Ook deze schuld werd door onzen heer voor mij betaald. Als onze heer Thomas hier niet ware, dan zouden mijne moeder en ik doodarm zijn. Waarvan daan zou ik het geld gekregen hebben om alle onze schuld af te lossen als hij niet hier ware? En hoe zoude ik dan de werken der boosheid en der zonde wel hebben kunnen opgeven? En hoe zoude ik het woord Gods kunnen lezen als hij niet onder ons woonde? Als wij ziek zijn verpleegt hij ons als een vader. Maar het schoonste van hem is, dat niettegenstaande hij mij onderwijst, hij mij bovendien nog betaalt. Als onze heer hier niet ware dan zouden wij nog steeds in ellende zijn."

Zoo luidt liet verhaal van Daosisi wiens naam nu Jonata luidt.

Nu verhaalt de zendeling Thomas, dat deze jongeling, niettegenstaande alle

Velp.

onrecht wat hij leed nog altijd vol liefde is voor zijn vader en zijne stiefmoeder, zoodat hij ze met hunne kinderen voor de gemeente des Heeren gewonnen heeft. En dit werk, door Daosisi verricht, heeft reeds zulk een beteekenis, dat een der hoofden onlangs tot den zendeling zeide: „al ben ik nu nog eerst de eenige die volgt, zij zullen binnen kort allen volgen, want de punt van de lans is doorgedrongen, de geheele lans zal zeker tot aan de schacht volgen.

Ook den Balugu laat Jonata niet met rust, hij vergeldt kwaad met goed aan hem, want hij laat geene gelegenheid voorbijgaan, waarin hij hem niet met hartelijke liefde den weg tot het ware geluk verkondigt. Altijd is hij bezig te leeren en te vermanen. Als er iets niet verstaan wordt uit de prediking, ot er vragen opgeworpen worden, dan is Jonata de raadsman. Hij heeft het hart van zijn volk gewonnen, tegen hem zijn zij openhartig en vrij; Jonata stort zijn hart dan weer voor den zendeling uit en zoo wordt de gemeente allengs dieper ingeleid in de kennis van Gods woord. Wie uwer, lieve lezers, heeft niet een oog voor dit heerlijk werk Gods? Ik geloof gij allen, maar heb dan ook een oor voor de bede van broeder Thomas: „denk aan ons en zend mij een penningsken om een kerkje op Nias te bouwen." Dr. Eabri te Barmen zal het gaarne ontvangen."

L. J. H.

Boekdruk van Kemink & Zóou, te Utrecht.