te nemen, en nu reeds weder ruim een jaar op N.-Guinea teruggekeerd. Bij deze reis heeft hij tevens eenige zijner kinderen naar Holland gebracht om hier verder opgevoed te worden, en, zooals gij u herinnert, hetPapoesche meisje Candaee mee naar Holland genomen om ons eens de verzekering te geven, dat de Papoea's menscheu zijn wel waard om aan hen het heerlijk Evangelie te helpen verkondigen. Candaee heeft toen in Utrecht den H. Doop ontvangen en den naam Christina gekregen. Maar Elli was achter gebleven; de trouwe Elli moest 2 jaren lang op Batavia blijven wachten, want de onkosten voor de reis van Elli zouden te hoog geloopen zijn.

Dat waren lange jaren voor Elli geweest, jaren waarin zij wel is waar ook de liefde van andere christenen op Batavia, van br. en zr. Haag en van de familie M. ondervonden heeft, maar toch ook jaren van veel strijd en lijden. Denkt u eens de arme Elli was in die 2 jaren zeer nabij den dood geweest, zij was aangetast door de cholera, en toen zij hiervan gelukkig hersteld was werd zij door een vreeselijk heimwee bevangen. Zij was tot herstel van gezondheid op het land bij een familie geweest, maar daar hoorde zij in geen Bijbel lezen, daar kwam zij niet in de kerk, de kindertjes werden zelfs niet gedoopt. De vrouw des huizes spotte met de vroomheid van anderen. Doch weet ge wat Elli deed ? Zij had haar eigen Bijbel,

Velp.

daar heeft ze eiken avond, als zij niet werken moest, trouw in gelezen.

Eindelijk kwamen de lang verwachte vrienden uit Holland aan. Het schip dat br. en zr. van Hasselt naar Batavia geleidde, lag op de ree. Onmiddelijk gaat br. van Hasselt aan wal. De eerste die hij daar aanschouwt is Elli. Daar had ze staan te wachten — te wachten 6 uren lang. van 's morgens 6 ure tot 12 ure toe! maar nu welk een blijdschap, o onbeschrijflijk groot! Zij drukt zich zoo lief en zoo kinderlijk uit: „Wat ben ik toch dankbaar , wat ben ik toch blij, dat de goede God mijn gebed verhoord heeft! Alle dagen, dag en nacht, heeft Elli gebeden, dat God u terug mocht brengen en dat Hij Elli beter maken wilde, opdat ik met u naar Papoea terug kon gaan! en nu heeft de Heer Jezus mijn gebed verhoord."

Dat waren woorden die diep in het hart van br. en zr. van Hasselt zonken. — Nu dan mijne vrienden, verwondert het u nog, als zij zoo verwacht werden en er zoo om hunne behouden wederkomst gebeden werd , dat de zendelingen hier niet langer konden blijven?

Lieve lezer, denk toch eens aan de arme slavinnen op N.-Guinea; zoudt gij geen kans zien om er een voor u vrij te koopen? Als gij het bereikt, ik ben overtuigd dat gij haar zelf den doopnaam zult mogen geven, die zij als christin dragen zal.

L. J. H.

Boekdruk van Kemink & Zoon, te Utrecht.