der rijke Chineezen geopend. Van' alle zijden worden er in China aanbevelingen voor het christendom door de Chineezen verspreid. De meest hatelijke nieuwsbladen hebben getuigenis voor de zich zelf opofferende kracht des christendoms afgelegd. Een ieder Chinees vertrouwde zijne gave nog eerder aan den christenzendeling t dan aan zijn eigen landgenooten toe. Algemeene verbazing heeft alle Chineezen bevangen; „zijn datleest inen in Chineesche couranten, „zijn dat de buitenlanders, waarvan wij zooveel gehoord hebben, zijn dat die kwaadaardige, gewetenlooze, trouwelooze buitenlanders? Inderdaad, wij zullen nooit kwaad meer van hen spreken of naar de mandarijnen luisteren, als zij het wagen te doen. Deze laten ons van honger sterven, terwijl de buitenlanders, die zij ons leerden haten, hun eigen leven er aan waagden om het onze te redden." Elders leest men in een Clnneesch blad: „in China weet men wel van wie de straf komt: het is de toorn van den hoogsten Heer des hemels. Ieder moet zich buigen en verootmoedigen. Dit doen de protestantsche zendelingen eveneens, hun eenige gedachte is bij al hun hulp die zij verleenen, dat de fout aan hen ligt en dat zij voor ieder leven dat niet gered wordt verantwoordelijk zijn; ja dit zetteu zij zoo ernstig door, dat zij met volledige verachting van den dood zich met moeite en last bezwaren." Is het niet

Velp.

treffend deze getuigenis van Chineezen te mogen besluiten met de toevoeging van hunne lippen: „Het is zekerlijk zwaar voor een mensch het zoover te brengen, maar de godsdienst van Jezus levert talrijke bewijzen van de rechtschapen gezindheid Zijns belijders. Laat ons toch de liefde en den ruimen zin der zendelingen dankbaar erkennen en bewonderen, want tot hoe groot een liefdeoffer en zelfopoffering hebben zij zich overgegeven. Er is eene onverklaarbare heimelijke kracht in de leer van Jezus, daarvan hebben wij tal bewijzen. Wij belijden dit openlijk voor geheel China opdat de edeldenkenden van onze Chineesche natie er leering uit trekken mogen."

Ziedaar de vrucht van het nog steeds voortdurende lijden. Zoudt gij het niet helpen lenigen?

Een andere vrucht is het strenge verbod van den keizer van China om verder akkers voor den verbouw van opium te gebruiken. Evenzeer dat tegen het verstoken van koreu tot brandewijn. Waarlijk het schijnt dat de oude muur van China begint te waggelen en weldra tot een puinhoop ineen zal storten. Vooral in de streken waar de hongersnood heerscht is de beweging het duidelijkst op te merken. Wel ontstaat er veel strijd. Doch hoe wil de macht van on- en bijgeloof ook verdwijnen zonder strijd? De Heer regeert. Hij geve de zegepraal ter zijner eere voor dit zoo begaafd doch zoo diep gezonken voltij. J. H.

Boekdruk van Kemink & Zoon, te Utrecht.