Ieder geloovige kan daarin medearbeiden. Wie zelf niet gaan kan, kan medewerken, dat anderen gezonden worden; wie niet of niet veel kan bijdragen, kan voor de zendelingen en hun werk bidden. De Heere wil, dat ieder geloovige medewerke. Men denke slechts aan den kleinhandelaar.

De koopman doet zijn waar van de hand, om daardoor zelf een bestaan te vinden. Zoo moet ook de gemeente ijverig en getrouw met het haar toevertrouwde pond handelen; daardoor zal zij zelve gebouwd worden en in geestelijk leven toenemen. „De zegenende ziel zal vet gemaakt worden ." Hoe meer wij voor den Heere ook tot verbreiding van Zijn Woord onder de Heidenen arbeiden, des te meer voordeel zullen wij zeiven er van hebben.

Wij zullen hier in vertroosting en blijdschap des geloofs de gunst van God genieten en in de eeuwigheid het loon van de getrouwe dienstknechten ontvangen, als wij handeling doen met het ons toevertrouwde pond. De heerlijkheid des hemels zal, zooals de Heere in deze gelijkenis leert, geëvenredigd zijn aan den ijver en de trouw, waarmede wij in gehoorzaamheid aan 's Heeren bevel gearbeid hebben.

Het loon is niet naar de vrucht, maar naar den ijver en de trouw. De zendelingen, die de meeste vrucht hebben op hun arbeid, zijn daarom niet de getrouwsten en ijverigsten! Het vruchtbaar maken van den akker is 's Heeren werk, ploegen en maaien is ons werk.