was, meenden Zendingsvrienden, dat het al getuigde van een zeer oppervlakkige opvatting van onze roeping als Christenen, waar wij het konden aanzien, dat deze menschen, voor wier Evangelisatie onze zendelingen naar Indië gaan, in het Yaderland van die Zendelingen, waar de zendende Gemeente zich bevindt, onbearheid bleven en niet in aanraking gebracht werden met het Christendom. Het mocht niet wezen, dat zij alleen kennis zouden maken met de wrange vruchten van een van God vervreemd Christenvolk, in de openbaring van alle uitspattingen en uitgietingen van boosheid. Deze drang der ontferming nu heeft mogen leiden tot de oprichting van het Tehuis: „Roemahnja Orang Djawa waarvan de Vereeniging „de Zendingszaak''' 1 de leiding heeft willen aanvaarden. Het Tehuis, altijd helaas! nog een gehuurd pand, is gevestigd Dykgrachi (Maririiersplein) 60.

Het mocht geopend worden in het jaar 1900 op den jaardag onzer geëerbiedigde Koningin Wilhelmina en werd bezocht tot op denzelfden datum 1901 door 429 Javanen, die door den Agent-Concierge J. Jansen en zijne Echtgenoote, zeer tot tevredenheid van het bestuur werden gehuisvest.

De verslagen van een en ander zijn niet onaardig om te lezen, maar het zou ons te veel ophouden er hier iets uit mede te deelen. Hiernaast vindt de lezer een afbeelding van het uitwendige. Het inwendige is versierd met allerlei teksten, natuurlijk ook in het Javaansch.