in den spot, die hij bij zijn optreden meermalen inoogst, een zeer geduchten vijand, die juist daarom moeielijker te bestrijden en te overwinnen is, dewijl deze zich als „buiten schot" houdt, en ook juist door zijn manieren, het aantal zijner partijgangers of van die hem toevallen aanzienlijk kan vermeerderen. En ook, wanneer men geen gelegenheid kan vinden om hem meer of min openlijk te weerstaan, of wanneer geestkracht en moed ontbreken om aldus tegen hem te ageeren en men hem toch in zijn pogingen wil weerstreven, dan wordt dikwijls verdachtmaking op groote schaal en van zeer laag gehalte te hulp geroepen, om in deze tot het voorgestelde doel te komen. Yoeg hier nog bij, dat men hem door leugen, misleiding, huichelarij, bedrog van allerlei aard, opstokerij, en wat dies vuils meer zij, het leven veeltijds tracht te veronaangenamen, en zijn werk van het rechte spoor wil afbrengen, dan hebt ge, uitgezonderd op enkele plaatsen of in landstreken in onze Oost, waar men ook wel met woest geweld tegen hem durft optreden, het weerzinwekkend beeld van de dagelijks zich aan en tegen den zendeling, als verkondiger des Evangelies, voordoende vijandschap.

Is het nu niet dwaas van den zendeling, om wanneer hij zich ergens op het Zendingsveld gevestigd of zich daar georiënteerd heeft en alsdan van zulk een uitgebreid en diep werkende vijandschap tegen zijn persoon en zijn arbeid kennis krijgt, toch daar te blijven, met