zich met hem geroepen gevoelden hunne schouders onder dit groote werk te zetten. Hij had daardoor dikwijls het gevoel alleen te staan en alleen gelaten te worden.

En toch, ondanks dat alles, met hoe grooten ijver en toewijding heeft hij gearbeid. Van den aanvang af legde hij zich op de zoo moeilijke landstaal toe. Hij gaf zich aan zijn werk, aan zijne gemeenten en leefde geheel met zijn Inlandsch hulppersoneel mede. Ook de ziekenbehandeling vroeg veel van zijn tijd en krachten en wat heeft dat ziekenhuis te Sonder hem niet een zorgen en moeite en toch ook een vreugde gebracht. Schoch was het overtuigend bewijs, dat een goed hulpprediker zendeling in zijn hart moet zijn en beider werk nagenoeg geheel parallel loopt.

Gedurende de laatste jaren van zijn leven, na zijn terugkeer van verlof in 1909, werd hij belast met de opleiding van Inlandsche Leeraars als Hulpprediker van Tomohon. Dat was nu juist eene werkzaamheid voor hem. Hoe veel had hij naar menschelijke verwachtingen, daarin kunnen praesteeren ! Zijne gezondheid liet hem nauwelijks toe, zich met volle kracht aan deze taak te wijden. In October 1911 moest hij al weder wegens toenemende zwakte en bloedarmoede herstel van krachten op Java zoeken; in Maart 1912 aanvankelijk hersteld teruggekeerd, stortte hij spoedig weder in, zoodat in Mei de thuisreis moest worden aanvaard, waarop hij slechts Batavia bereikte, waar hij 8 Juni in vollen vrede ontsliep.

Zijne nagedachtenis blijve bij ons in eere! Zijn voorbeeld wekke nog velen tot navolging!

C. W. T h . VAN BOETZELAER VAN DUBBELDAM.