door ongeveer 150 en 130 deelnemers. In het karakter der conferentie werd eenige wijziging gebracht doordat meer nadruk gelegd werd op de voorbereiding tot het leiden van kringen. De deelnemers werden ingedeeld in groepen, die dagelijks vergaderden, en eenige der hoofdstukken uit een der handboeken behandelden ; tevens werd dan in deze groepen het leiden van kringen besproken en beoefend. Voor het leiden van deze groepen ontvingen wij de hulp van eenige zendelingkweekelingen van de Nederlandsche Zendingsschool en der Nederlandsche Zendings Vereeniging, een a.s. missionair onderwijzer van de Gereformeerde kerk en enkele christelijke onderwijzers, die ons allen zonder uitzondering op uitnemende wijze hielpen.

In de tweede plaats vormden de avondvoordrachten een aaneengesloten reeks over een bepaald onderwerp, en wel, (in verband met het nieuwe handboek), over het „Animisme". Tevens behandelden de meeste kringen eveneens het „Animisme", waartoe van de eerste vier hoofdstukken van het handboek een proefdruk ter conferentie beschikbaar was. Aldus werkten de groepen en avondvoordrachten samen. Eveneens werd er dit jaar ook meer nadruk gelegd op het geestelijk element, doordat iederen avond, na het avondeten, een stille bidstond gehouden werd. Deze plechtige avonduren vormden zeker het hoogtepunt van de conferentie.

Een en ander reeds in het prospectus omschreven, was oorzaak dat velen zich lieten afschrikken door de meerdere studie en ernst, en het aantal deelnemers, vergeleken bij het vorige jaar, niet vooruitging, maar nagenoeg stationair bleef. Maar ook de Conferentie voor Inwendige Zending te Doetinchem was van invloed op het bezoek onzer Conferenties. Velen voelden zich daartoe meer aangetrokken, en niet allen hebben tijd of geld twee Conferenties mee te maken. Was er dus in het aantal geen vooruitgang, in ander opzicht

Zendingsjaarboekje 6