DE TOEKOMST

schallende redevoeringen heen te zetten over de teleurstelling, die reeds dit eene jaar heeft gebracht, — een rustig beoordeelaar kan toch niet nalaten om vast te stellen, dat alle verwachtingen van Amerika drogbeelden gebleken zijn en dat de algemeene toestand der Entente, die van Amerika inbegrepen, in alle opzichten nog nimmer zoo slecht was als thans.

De ontwikkeling der militaire operaties wenschen wij hier buiten bespreking te laten; slechts zij er aan herinnerd, dat volgens de verwachtingen en beloften van Amerika thans reeds eenige millioenen Amerikaansche soldaten diep in het Duitsche land moesten staan. In werkelijkheid bedragen de Amerikaansche troepenzendingen tot nog toe slechts een zeer kleine fractie van dit aantal en hun marschrichting beweegt zich onder zware verliezen in tegenovergestelde lijn.

Een tweede, nog zwaarder teleurstelling voor Amerika en zijn bondgenooten leverde het scheepsbouwprogram op. Een jaar geleden werd met cijfers over nieuwe schepen en scheepsruimte gejongleerd, zoodat zelfs een Engelsch vakblad niet kon nalaten, de Amerikaansche fantasieën een terechtwijzing toe te dienen; het merkte ironisch op, dat de Amerikanen oogenschijnlijk de bedoeling hadden, na iedere lunch één schip en na ieder diner twee schepen van stapel te laten loopen. De ruwe werkelijkheid heeft ook in dit geval geleerd, dat men met opgeschroefde redevoeringen geen schepen kan bouwen, en dat het niet zoo eenvoudig is, in een industrie een algeheele omwenteling in te voeren. Tegenover de belofte van Amerika van millioenen tonnen scheepsruimte staat het feit van slechts enkele honderdduizenden tonnen, die echter in de worsteling tusschen den duikbootoorlog en den scheepsbouw geen beslissende rol gespeeld hebben. Hoezeer alle pogingen van Engeland en van de Vereenigde Staten, om in dezen strijd een beslissing te veroorzaken, gefaald hebben, blijkt wel ten duidelijkste uit het feit, dat de Entente, die altijd, zij het niet met daden, dan toch met hoogdravende woorden de rol van beschermer der kleine neutrale staten gespeeld heeft; er thans, onder leiding van Amerika, toe heeft moeten besluiten, deze hare ,,beschermelingen" op een aan het cynische grenzende wijze van hun schepen te berooven. Het is duidelijk, dat groote mogendheden, zooals de Vereenigde Staten en Engeland, eerst dan tot een zoo verschrikkelijken stap besluiten, als hun het mes op de keel staat. Ten aanzien van de mogelijkheid om nieuwe schepen te bouwen is men aan Entente-zijde dan ook aanmerkelijk bescheidener geworden en ook in de toekomst zal men zich wel in hoofdzaak door het rooven van neutrale schepen zoolang mogelijk van den ondergang trachten te redden.

De grootste teleurstelling voor de Entente is echter wel de ontwikkeling der oorlogsfinanciën in het afgeloopen jaar geweest. Met de intrede van Amerika in den oorlog dacht de leider der Entente-landen in het vervolg van alle financieele en economische zorgen verlost te zijn, daar de nieuwe bondgenoot op het punt van financieele kracht en als leverancier van oorlogsmateriaal als onuitputtelijk gold. Men had gehoopt, dat onder dezen geweldigen druk de Centrale mogendheden binnen afzienbaren tijd ineen zouden storten, en dat na de intrede van Amerika reeds om deze reden de eindoverwinning der Entente nog slechts een kwestie van tijd zou zijn.

Een gevolg van deze overschatting was, dat men in

de Vereenigde Staten ten aanzien van de oorlogsfinanciering precies dezelfde fouten maakte als Engeland in het begin van den oorlog, namelijk dat men de eerste in Juni uitgegeven Amerikaansche oorlogsleening tegen 3V2 °/o rente uitschreef, haar vrijstelde van belasting en haar bovendien, in geval er later oorlogsleeningen tegen hoogeren rentevoet uitgegeven mochten worden, het recht van omwisseling verleende. Reeds bij de tweede oorlogsleening zag men zich gedwongen, den rentevoet tot 4u/0 te verhoogen, en het recht van omwisseling nog slechts voor de eerstvolgende, eventueel meer rentegevende oorlogsleening te garandeeren. Het gevolg daarvan was, dat van het recht van omwisseling van de eerste Amerikaansche oorlogsleening bijna in het geheel geen gebruik werd gemaakt, daar men begon in te zien, dat men bij de van maand tot maand toenemende geldbehoeften der Europeesche bondgenooten ook met een derde oorlogsleening niet zou toekomen. Thans is Amerika binnen den tijd van negen maanden tot zijn derde oorlogsleening gekomen en heeft hierbij den rentevoet wederom met een half procent tot 4 1/2 °/0 moeten verhoogen. Door deze onregelmatigheid en onzekerheid is, juist als in Enge- • land, het geheele stelsel van financiering in de war geraakt, en het is zelfs zeer twijfelachtig, of de derde Amerikaansche oorlogsleening ook maar een schijnsucces zal opleveren, temeer daar de intusschen op het oorlogstooneel voorgevallen gebeurtenissen geenszins geschikt zijn om den lust om in te schrijven bij de Amerikaansche staatsburgers te verhoogen. Ook de koersontwikkeling der tweede Amerikaansche oorlogsleening is weinig geschikt om vertrouwen in te boezemen. Tegenover een koers van uitgifte van ioo°/0 noteert zij thans, na enkele maanden, nog slechts 94V2 °/o> de koers der eerste 3J/2 °/o Amerikaansche oorlogsleening beweegt zich daarentegen op grond der boven aangegeven oorzaken ongeveer om pari. Alleen deze koersverhouding bewijst reeds het wantrouwen, dat in alle nieuwe Amerikaansche oorlogsleeningen gesteld wordt.

Nog minder opwekkend en voor de toekomst veel beangstigender is echter het geweldig in de schuld geraken der Europeesche Ententelanden bij hun Amerikaanschen bondgenoot. Reeds tot April 1917 hadden de Europeesche geallieerden onderscheindenlijk leeningen tot de volgende bedragen in Amerika opgenomen :

Engeland 1.131.400.000 dollar

Frankrijk 736.700.000 „

Rusland , 148.500.000

Italië 25.000.000 ^

2.041.600.OOO dollar.

Naast deze officieele leeningen hebben alle Europeesche Ententelanden echter in Amerika particuliere voorschotten en credieten opgenomen,, welker totaal bedrag zelfs niet bij benadering is te schatten. De verschillende schattingen komen echter alle daarop neer, dat deze particuliere credieten de officieele ver overtreffen, zoodat Amerika reeds in April 1917 met een reeks milliarden bij het wel en wee der geallieerden was betrokken.

Het kan daarom zeer goed waar zijn, dat deze financieele betrekkingen voor de Vereenigde Staten den doorslag hebben gegeven om actief aan den oorlog deel te nemen, in de hoop, op deze wijze zijn vorderingen te redden, die, in geval de Entente den oorlog mocht

339

m