DE -TOEKOMST

verliezen, ernstig bedreigd zouden worden. Daarbij heeft men er in Amerika wel nauwelijks op gerekend, dat deze financieele hulp uit zulke geweldige bedragen zou bestaan als intusschen noodzakelijk is gebleken. Amerika heeft, naast zijn eigen uitgaven voor militaire toebereidselen, die meer dan 12 milliard dollar bedragen, den Europeeschen bondgenooten alleen in den loop van dit eene jaar nog verdere credieten ten bedrage van circa 5T/2 milliard dollar moeten verkenen, om de benoodigde gelden voor de intensieve voortzetting van den oorlog te verschaffen. Men kan er dus zeker van zijn, dat Amerika thans voor 12 milliard dollar en meer bij zijn bondgenooten betrokken is, zonder dat de mogelijkheid of de waarschijnlijkheid bestaat, dat het deze gelden binnen afzienbaren tijd terug zal krijgen.

Bovendien is het economische leven in de Vereenigde Staten door het ingrijpen der regeering ernstig geschaad, wat ten duidelijkste blijkt uit de koersontwikkeling aan de Amerikaansche beurzen gedurende het afgeloopen jaar. Alle belangrijke Amerikaansche waarden hebben koersverliezen van 40 tot 70 °/0 geleden en in de industrie is tengevolge van de regeeringsvoorschriften, maximumprijzen en andere maatregelen ten aanzien van de productie ernstige onrust en ontevredenheid ontstaan, die de hooge belastingen, welke Amerika zijn bevolking sinds zijn intrede in den oorlog heeft opgelegd, nog ondragelijker maken.

Als Amerika thans, na afloop van het eerste oorlogsjaar, de balans opmaakt van de gebeurtenissen in dit korte tijdsverloop, dan zal er wel geen enkele verstandige Amerikaan zijn, die de intrede van Amerika in den oorlog niet alleen als een zeer groote fout beschouwt, maar zelfs als een stommiteit, die het geheele financieele en economische leven der Vereenigde Staten in een geheel andere, en voor het land en zijn toekomstige ontwikkeling weinig verblijdende richting heeft gedrongen. De groote O.W.er is een groote belanghebbende bij den oorlog geworden, wien de sociale, economische en financieele lasten van den oorlog nog des te onaangenamer aandoen, daar hij met geheel andere verwachtingen in de rij der geallieerden is getreden.

Duitschland's oorlogsschulden en het Duitsche nationale vermogen

In eene interessante rede, die de president van de Duitsche Rijksbank, dr. Havenstein, onlangs te München hield, behandelde deze zeer bevoegde beoordeelaar van Duitschland's financieele kracht ook het vraagstuk van de afbetaling der Duitsche oorlogsschulden.

Dr. Havenstein toonde daarbij in den eerste plaats aan, dat de opvatting, die men ook bij ons te lande dikwijls hoort verkondigen, dat de milliarden, die uitgegeven zijn voor oorlogsdoeleinden, feitelijk verloren geld zijn en dat het nationale vermogen der oorlogvoerende landen dus met dat bedrag verminderd is, geenszins juist is. Werkelijk verloren, van het nationale vermogen als verlies af te schrijven, is alleen datgene, wat vernietigd is, zonder dat daaruit voor de volkshuishouding eenig voordeel] is ontstaan. Hiertoe rekende de spreker de verwoesting, die door den oorlog in Oost-Pruisen en den Elzas werd aangericht, en al datgene wat de oorlog aan munitieverbruik,^ legerbenoodigdheden, uitrusting enz. aan de staatshuishouding onttrokken heeft, den invoer, die, zonder verder eenigszins tot verrijking van de volkshuishouding bij te dragen, onmiddellijk vernietigd werd, die van levensmiddelen, munitie 340

enz. en tenslotte de verliezen, die geleden werden doordat ingevoerde goederen boven hunne waarde moesten worden betaald, tengevolge van de waardevermindering van de mark b.v. Verder, zeide dr. Havenstein, moeten als verliezen voor het Duitsche rijk geboekt worden : het gedeelte van de Duitsche handelsvloot, dat door den vijand vernietigd of in beslag genomen is en de schade, welke door hem aan de Duitsche handelsbetrekkingen in het buitenland werd toegevoegd, voor zooverre althans het toekomstige vredesverdrag Duitschland daarvoor geene schadevergoeding biedt.

Het grootste gedeelte der oorlogskosten is echter, betoogde de president der Rijksbank, niet alleen productief en op nuttige wijze voor de volkshuishouding in het land zelve uitgegeven, maar tegenover de werkelijke verliezen staan ook groote waardestijgingen, als hoedanig spreker noemde : de waarde van alle nieuw opgerichte werken en ondernemingen, die van de exploitatie der geweldige nieuwe uitvindingen en ontdekkingen en de grootere benutting der grond- en afvalstoffen, die alle niet alleen een bron van groote vermeerderingen van het volksvermogen vormen, maar ook na den oorlog aanzienlijke besparingen bij den invoer zullen tengevolge hebben. Dr. Havenstein was van meening, dat hiermede, met de waarde der van Duitsche zijde in beslag genomen handelsschepen en eindelijk met de nieuwe kapitaalvorming gedurende den oorlog, de verliezen wel geheel of zoo goed als geheel waren gecompenseerd, zoodat het Duitsche nationale vermogen door den oorlog bijna niet was verminderd.

De groote verandering in financieel opzicht, die de oorlog gebracht had, was, dat het rijk armer was geworden, maar daartegenover de bevolking zooveel rijker. Dat gold voor den landbouw en. voor de industrie, voor de arbeiders, die zooveel hoogere loonen gekregen hadden en voor vele andere bedrijven, die alle door den oorlog in staat waren gesteld, meer geld te verdienen, hetgeen ten duidelijkste bleek uit de vermeerdering der bankdeposito's en van de inleggelden bij de spaarbanken. Door het toenemen van den rijkdom der bevolking was deze echter zooveel beter in staat geworden, belastingen te dragen.

Men heeft hier feitelijk te doen met een kringloop van het kapitaal. Door de blokkade is Duitschland niet in staat geweest, veel in te voeren en heeft het dus ook niet veel geld naar het buitenland kunnen uitvoeren. Het kapitaal is eenvoudig van den staat naar de bevolking overgegaan. De bevolking kan nu zooveel beter belastingen betalen en op die wijze krijgt de staat zijn geld weer terug in een aanzienlijk sneller tempo dan in vredestijd het geval was.

Ten slotte wees dr. Havenstein er op, dat het verlies aan nationaal vermogen, dat Duitschland's vijanden geleden hadden, aanzienlijk grooter was, in de eerste plaats al doordat de oorlog bijna uitsluitend in het land van die vijanden werd gevoerd: de verliezen, die Frankrijk daardoor geleden heeft, zijn bijna onberekenbaar, en in de tweede plaats doordat deze vijanden in staat waren, ontzettende hoeveelheden levensmiddelen, oorlogsmateriaal, enz. uit het buitenland aan te voeren, waardoor geld het land uitvloeide, terwijl de verliezen, die de duikbootoorlog Duitschland's vijanden aan schepen en lading heeft toegevoegd, alleen reeds op 45 milliard mark geschat worden.

Financieele opmerkingen

In het financieel weekoverzicht, dat voorkomt in de N.R.Ct. van 31 Maart, leest men o. a. :

„Anderzijds heeft het hier te lande groote teleurstelling gekwekt, dat Duitschland, hetwelk in zoo groote mate de zoogenaamde „nieuw-zegels" in ons' land heeft gespuid, thans, nu „het in de gelegenheid is, een contra-prestatie te toonen, deze „waarden uitsluit. Vermoedelijk zijn hieraan wisselkoersvraag„stukken niet vreemd."

Zou werkelijk de schrijver van deze woorden niet weten, dat de koopers van de nieuw-zegels de stukken niet hebben gekocht, om Duitschland een genoegen te doen, maar wel omdat ze daarmee Voordeel hoopten te behalen ? Zouden er in Nederland