HET SOCIALISME IN DUITSCHLAND.

51

Tot dergelijke vleitaal waren alleen duitsche professoren in staat, en men moet een proefje van de almacht des gezags hebben genomen, om voor een dergelijk denkbeeld ooren te hebben. Philanthropische maatregelen uitdenken beteekent niets, men moet ze ook kunnen uitvoeren. De duitsche werklieden zijn voorzeker te ongelukkig, om niet te verlangen dat hun lot verbeterd worde; de flinksten onder hen, die werk hebben, verdienen op zijn best genoeg om het leven te houden. Maar alleen om den arbeid van deze beter te kunnen betalen, zou de winst der werkgevers en bezitters noodzakelijk verminderd moeten worden.

Wilde men aan ouden van dagen, aan gebrekkigen, aan de slachtoffers van werkstakingen een zoo bescheiden mogelijk bestaan verzekeren, dan zou men van de belastingschuldigen aanzienlijke offers moeten vragen. En tot welk fmantieel stelsel men ook zijn toevlucht mag nemen, de belastingen zullen toch altijd op de winsten van eigenaren en patroons moeten gevonden worden, tenzij men den last uitsluitend op de werklieden mocht willen laten drukken. Waar zal Bismarck de milliarden vinden , die voor de verwezenlijking van zijn uitgebreide vaderlandsgezinde en menschlievende plannen noodig zijn: hij, die nog onlangs op een interpellatie van Hertling antwoordde, dat die opofferingen wettig en heilig zijn, en die ze dus in geen geval zal kunnen verminderen ?

Eerst heeft de kanselier hulpbronnen gezocht in de vermeerdering der indirecte belastingen, vooral van de tariefrechten. Maar de invoering van het protectionistisch tarief van 1879 heeft het leven duurder gemaakt zonder de loonen te doen stijgen; het heeft menigen tak van nijverheid benadeeld zonder den landbouw tegen de gevaarlijke mededinging van Amerika te vrijwaren. Evenmin heeft het aan Bismarcks verwachting beantwoord; en in de financiƫn van het keizerrijk heerscht onder dit nieuwe tarief evenmin evenwicht als onder het vrijhandelstelsel. Aangenomen, dat het budget door het tabaksmonopolie of andere monopoliƫn betere tijden te gemoet gaat. dan nog zal de kanselier de middelen tot verwezenlijking van zijn plannen nooit