60

EENE BIJDRAGE TOT DE GESCHIEDENIS

"God en den heiligen Rousseau" nam hij eindelijk te Rome zijn toevlucht tot den schoot der oude Moederkerk en klemde zich met krampachtigen angst vast aan de rots van Petrus. Wanneer bij wijlen het kritisch verstand van den Oost-Pruis ontwaakte, wanneer het bloedfeest van den heiligen Januarius hem een peruaansche afgoderij toescheen, bracht hij den twijfel weer tot zwijgen door bet geraas en getier van ekstatische uitroepingen. Daarna kwam hij te Weenen in de dagen, toen de woelzieke pater Hoffbauer in de levenslustige stad weer voor 't eerst een streng kerkelijke partij stichtte en een schare bekeerlingen rondom zich verzamelde.

^ Werner vereenigde zich van harte met alle voorstellingen dier klerikale kringen en trad de vrijheidsliederen der noordduitsche jeugd tegemoet met het lied: "het wachtwoord luidt: de oude tijd wordt nieuw!" Ten tijde van het congres werd hij de modeprediker der groote wereld. Half sidderend van angst, half zich kostelijk vermakend. luisterde het elegante Weenen naar den langen, mageren priester met zijn huiveringwekkende zwarte oogen, zoo dikwijls hij zijn geweldige basstem door de gewelven deed klinken en nu eens met gloeijende kleuren den zwavelpoel der eeuwige verdoemenis, dan weer met grondige kennis van zaken en kwalijk verholen welbehagen de afdwalingen van den zinnelijken mensch schilderde. Even als zijn leven, zoo ontbrak 't ook zijn dichterlijk scheppingsvermogen aan ontwikkeling en loutering. De drama's in zijn jeugd door hem geschreven, toonden een sterk realistisch talent en een open oog voor de grootheid van historische figuren; in enkele tooneelen van de "wijding der kracht" trad de grootsche gestalte van Luther, het kloeke, kleurrijke leven van onze zestiende eeuw gespierd en aanschouwelijk op den voorgrond. Maar tegelijk openbaarde zich ook een ziekelijke neiging tot het spookachtige, het afschrikwekkende en woeste; 't scheen, alsof die raadselachtige vereeniging van geloofswoede, wellust en bloeddorst, die ons zoo tegen de borst stuit in de natuurgodsdiensten van onbeschaafde volkeren, in dien rampzaligen mensch herleefde. Na zijn overgang tot de roomsche kerk herriep hij met boetvaardigen ijver zijn beste werk en schreef een er-