RANGSCHIKKING DER BEROEPEN.

het bekleed wordt door lieden uit de hoogste maatschappelijke lagen." De achting voor een beroep staat niet slechts in verhouding tot den rang der personen, die het uitoefenen, maar ook van diegenen, voor wie het wordt uitgeoefend. Er is geen oneer in, te werken voor zich zeiven of voor het groote publiek; maar het is niet eervol, te werken voor een enkel persoon of voor een kleine groep van personen. De beroepen, die tegen smart beschermen, zijn eervoller dan die genoegen verschaffen. Menschen, die levenlooze stof behandelen, zijn minder geacht dan zij, die plantaardige en dierlijke krachten besturen; en deze laatsten zijn minder geacht dan zij, die op den geest werken. Een beroep rijst in de schatting van allen, wanneer het zich organiseert tot een corporatie. Ook is de invloed van den godsdienst belangrijk: „Als men eens naging, voor elk land en voor elk tijdvak, welk beroep het meest geëerd en welk het meest geminacht was, dan zou men bijna altijd vinden, dat de oorsprong van die vereering of van die minachting is gelegen op godsdienstig gebied."

Ziedaar de voornaamste opmerkingen van Tarde. Afgezien van den laatsten volzin, bevat het korte hoofdstuk geen enkele poging, om de rangschikking der beroepen stelselmatig te verklaren. De socioloog, die zich met zulk een antwoord van een vraagstuk afmaakte, zou gelijken op een natuurkundige, die, om het geluid te verklaren, zich bepalen zou tot deze frazen: het geluid wordt nü eens voortgebracht door den schok van twee voorwerpen, dan eens door den bliksem, die tusschen de wolken uitschiet, sóms door het passeeren van lucht in een pijp, en óok wel door de trilling van een snaar of stemvork. Het is niet genoeg de gevallen op te sommen waarin een verschijnsel voor den dag treedt; men moet ook zoeken, welke de omstandigheid is, die aan al deze gevallen gemeen is, en die als de oorzaak van het verschijnsel kan worden beschouwd.

De hypothese, die zich als van zelf opdoet, is, dat een beroep des te meer geacht is, naar mate het nuttiger is. Maar dit is ook de minst houdbare hypothese. Tarde maakt er zich met een paar woorden van af: ,/Er was te Florence geen meer geminacht beroep dan dat van bakker, terwijl