DE SOCIALE GESCHIEDENIS VAN HET HELLENISME.

87

tigend werken, toen de natuurlijke hulpbronnen van den bodem uitgeput raakten, en toen de landbouw verviel, daar de romeinsche regeering niets ernstigs deed tot oplossing van de steeds meer en meer dreigende agrarische kwestie. De proletarizeering der menigte nam meer en meer toe; zij maakte niet alleen die menigte zwakker, maar bracht ook zedelijke gevaren mede voor de in ontzenuwende weelde levende rijken. Een gezonde, arbeidende bevolking was er bijna niet meer. De geestelijke veerkracht werd dus ook op economisch gebied verlamd. Handel en nijverheid gingen gestadig achteruit.

Met den economischen achteruitgang hing de politieke samen; de een heeft invloed op den ander. De voorheen zoo trotsche, maar langzamerhand ook slaafsch geworden beheerschers en beschermers van den hellenistischen beschavingskring, de Romeinen, verliezen hunne beste krachten in de gedurige, vooral door de onzekere troonopvolging veroorzaakte revoluties. Tn den strijd tegen de buitenlandsche vijanden worden de Romeinen teruggedrongen naar hunne verdedingslinièn; en, wat erger is, deze strijd kan wegens de verzwakking der weerkracht niet meer met de eigen burgerlegers van het rijk worden gestreden, maar vreemde huurlingen moeten in dienst worden genomen. Wanneer de Romeinen ten slotte politiek en zedelijk geheel ineenzinken, heeft de antieke beschaving haar laatste steunpunt verloren; haar lot is beslist. Zij bezit niet meer de noodige kracht, om de steeds aangroeiende reactie der aan haar onderworpen oostersche cultuur-volken ten onder te houden, en om de nieuw-toegetreden volken (Germanen, Slaven, Arabieren) met zich te vermengen. Bovendien staan dezen zelf nog op een te lagen trap van geestelijke en economische ontwikkeling, om uit eigen kracht de oude beschaving, zij het in gewijzigden vorm, zich eigen te maken en haar nieuw leven te geven. Hunne zeer geringe economische beteekenis heeft er inderdaad toe bijgedragen, den geheelen economischen ondergang der antieke wereld te veroorzaken. Daar in het Westen de nieuwe volken, bepaald de Germanen, eenige eeuwen eerder dan in het Oosten de politieke heerschappij verkrijgen, eindigt hier de