114

UIT DE STEEN- EN IJSSTREKEN VAN HET NOORDEN.

Gemiddeld worden op de Lofodden dertig millioen kabeljauwen gevangen, ongeveer de helft van het totaal, dat geheel Noorwegen oplevert. Men is gewoonlijk niet in de gelegenheid een trek kabeljauwen van nabij te beschouwen, want al moge een enkele afgedwaalde al eens aan de oppervlakte komen, het gros van het leger zwemt toch op een diepte, waar het menschelijk oog het niet kan waarnemen. Toch komt het wel eens voor, dat de hoop zoo hoog in het water zwemt, dat de bovenste laag slechts even onder de oppervlakte ligt; dan zijn de visschen zoo onmiddellijk en vast aan elkaar geklemd, dat een steentje nauwelijks er tusschen door zou kunnen vallen; toch behoeft men daarom nog geen geloof te slaan aan het verhaal van een der visschers, dat hij over zulk een hoop geloopen heeft.

In goede jaren komen de koppen der meeste visschen in de guanofabriek te recht; onder goede jaren verstaan wij die, waarin genoeg gras groeit om het noodige voedsel voor de. „schepsels" te leveren; een mensch is in dit land geen „schepsel//, en als men hem zoo noemde, zou hij het hoogst kwalijk nemen. Onder schepsels verstaat men hier uitsluitend het hoornvee, en wel het groote, dus de koeien, want ossen heeft men in het Noordland niet; bij de karige opbrengst van den grond loont het de moeite niet, om ze, alleen om hun vleesch, hier groot te brengen. Bij het gemis aan humus op de Lofodden, komen de magere grasjaren bijna even vaak voor als de goede; slechts op twee der grootste eilanden, namelijk op Storvaagen en op het Italië der Lofodden, Hasselt in Vesteraalen, waar boomen groeien en waar zelfs vijf paarden zijn, is zooveel aarde aanwezig, dat een mensch begraven kan worden. Des winters, als alles door sneeuw bedolven ligt is het ook daar niet mogelijk, en dan moet de overledene vaak drie of vier maanden boven aarde blijven. In minder goede jaren moet dus het ontbrekende hooi voor het vee door iets anders vervangen worden, en daartoe dienen zeewier en koppen en ruggegraten van kabeljauw, die gekookt en met een weinig hooi gemengd worden; in zulke tijden kunnen de visschers de koppen, zelfs voor grof geld, niet verkoopen, om die reden en tevens om de wisselvallige opbrengst der visscherij is