KORTE MEDEDEELINGEN.

145

en dien, waarvan wij boven spraken, ligt hierin, dat hier de groote regel van dienst en wederdienst de wijze, waarop de strijd gevoerd wordt, regelt. Dat ook in de samenleving der schepselen in de vrije natuur deze regel een buitengemeen groote rol speelt, erkent men des te meer, hoe meer men daarmede vertrouwd raakt. De vreemdeling in de natuurwetenschap, die in het woud de boomstammen door korstmossen bedekt vindt, ziet in deze niet anders dan klaploopers, die het voorzien hebben op het leven der boomen, die zij overvallen hebben; vijanden, die door hun groot aantal vergoeden wat hun in den strijd tegenover hun tegenstander aan kracht ontbreekt. Degeen, die wat dieper doorgedrongen is in de geheimen der cryptogamen, herinnert zich echter de sehoone onderzoekingen van tichwendener over deze kleine wezens, waaruit gebleken is, dat zij van de boomen waarop zij zich gevestigd hebben, niets anders verlangen dan een woonplaats, en even welig tieren zouden als de boomstam een rots was. Tegelijkertijd vestigt hij echter de aandacht op het feit, dat deze korstmossen eigenlijk geen individuen zijn maar symbiosen van wieren en zwammen, een levensgemeenschap, waarbij de beide partijen geheel in elkaar opgaan en elkaar wederkeerig helpen hun leven te onderhouden.

Dit denkbeeld der symbiose, dat in den tijd toen dit onderzoek bekend werd, iets buitengewoons en verrassends was, schijnt, volgens de uitkomsten van later onderzoek over de geheele wereld verspreid. De wortels van vele, misschien van de meeste, planten bieden een welkom onderkomen aan bacteriën en zwamvlokken, en voeden die met het eiwit uit hun cellen. De mikro-organismen betuigen daarvoor hun erkentelijkheid door de stikstof der lucht te assimileeren, waartoe hun grooter zusters niet in staat zijn, en dezen het product der assimilatie als voedsel te bieden : dienst en wederdienst.

Wat is het anders als dienst en wederdienst, dat de acacia's en andere planten van Zuid-Amerika en van Nieuw-Holland holten en zoete korreltjes voortbrengen met geen andere bestemming, dan mieren te lokken, die in de holten kruipen en het korreltje als een heerlijke lekkernij gebruiken. Maar dit alles niet gratis I De mieren moeten als vergoeding voor kost en inwoning den boom beschutten tegen de aanvallen der Saüba-mier, die de bladeren afvreet en andere schadelijke of onaangename gasten; zij doen dat ook trouw.

Hetzelfde beginsel vinden wij toegepast door onze europeesche mieren, die bladluizen houden even als wij koeien ; zij behandelen die dieren goed, helpen ze goede weideplaatsen vinden op sappige bladeren, en dat alles alleen om den honing te kunnen opzuigen, die hun bij goede voeding uit het lichaam zweet. Zeker zou zoo iets met

W. B. II 1906. 10