KORTE MEDEDEELINGEN.

307

kan men alleen de eiwitstoffen als ware voeding beschouwen, d.i. als stoffen, die in eiwit van ons lichaam kunnen omgezet worden; wegens zijn hoog gehalte aan vleeschbases behoort het extract tot de opwekkende middelen; maar juist wegens dit bestanddeel heeft het vleesch voor ons zulk een groote waarde, omdat het in andere spijzen öf in het geheel niet, öf slechts in geringe hoeveelheid voorkomt. Daar de eigenlijke eiwitstoffen van het vleesch door dergelijke stoffen in ander voedsel, zij het dan ook maar voor een deel, vervangen kunnen worden, zoo bereikt men door toevoeging van dit extract bij zulke spijzen althans eenigermate een samenstelling, die op vleesch gelijkt. Over een dusdanig gebruik van het extract schreef de Afrika-reiziger Rohlfs in der tijd aan Liebig: >Op mijn reis door de groote woestijn van Tripoli naar het Tsjadmeer was het mijn dagelijksch voedsel. Zonder ander vleesch gebruikte ik het 's morgens op mijn beschuit en dat smaakte niet alleen uitstekend, maar het trad voor mij geheel en al in de plaats van vleesch; des avonds maakte ik er bouillon van en mengde een flinke hoeveelheid daarvan onder mijn rijst, linsen of wat wij anders van dergelijken kost hadden. « Deze wijze om het vleeschextract te gebruiken is na dien tijd door velen beproefd en goedgekeurd en de vraag rijst dus, hoeveel gram vleeschextract gebruikt moeten worden om de extractiefstoffen te vervangen, die in de hoeveelheid vleesch voorkomen, welke dagelijks noodig geacht worden. De extractiefstoffen van vleesch bestaan uit de oplosbare organische en minerale stoffen en bedragen bij vetvrij spiervleesch gemiddeld 3 tot 3,3 pCt. Bevat nu het Liebig's extract ongeveer 20 pCt. water, dan is deze hoeveelheid aanwezig in 3,7 tot 4 gram vleeschextract en men zou dus, om aan een willekeurige spijs cle extractiefstoffen van 100 gram vleesch toe te voegen, er 3,7 gram vleeschextract moeten bij doen.

In den laatsten tijd heeft men, als surrogaat voor vleesch, ook albumineuse stoffen aanbevolen, die uit allerlei soorten van afval verkregen worden; b.v. overblijfselen der stijfselfabrieken, of het droge vleeschmeel, dat achterblijft bij de vervaardiging van vleeschextract, bloed van geslacht vee, enz. Deze voedingsmiddelen kunnen echter alleen dan het gebrek aan de noodige hoeveelheid eiwit dekken, als de prijs niet hooger is dan 3 mark per kilo eiwit; anders koopt men het o-oedkooper in melk of' kaas, die bovendien nog aangenamer van smaak zijn.

Wij hebben dus verschillende middelen om, als het dringend noodig is het vleesch in ons dieet te matigen, deze voedingsstof door goedkoopere te vervangen: in de eerste plaats komen daarvoor in aanmerking visch, melk en melkkost; deze laatste zijn, wat de voed-