336

DE JAPANIZEERING VAN CHINA.

Pinon zet nu verder uiteen, hoe de van Japan uitgaande strooming zelfs den overouden grondslag van China, het examen-stelsel, bedreigt. Die vermaarde driejarige cursussen vormden inderdaad het karakteristiekste van de inheemsche beschaving. Alle mandarijnen en beambten werden gekozen uit de bekroonden bij het examen, van welke afkomst zij ook waren. Die het knapst waren in de kennis der boeken, waarin het wezen der chineesche wijsheid ligt opgesloten, waren er zeker van, aan de wereldlijke regeering van China deel te krijgen naar gelang van het succes hunner studiën. Onder de radicale veranderingen van keizer Kwang-Su in 1898 had de hervorming der examens de geleerden allermeest verschrikt en tot verzet opgewekt; maar dat waagstuk is verre overtroffen door de jongste nieuwigheden. De harde les der gebeurtenissen en vooral de japansche propaganda hebben dit wonder volbracht. Sinds 1895 en 1900 hebben de chineesche provinciale bestuurders de gewoonte aangenomen, een aantal jonge lieden naar het buitenland te zenden, vooral naar Japan. Sommigen gaan naar de militaire scholen, anderen worden ingenieur bij spoorwegen en mijnen, anderen wijden zich aan rechtsgeleerdheid. Tegenwoordig bevinden zich bijna 2500 jonge lieden uit alle provincies van China aan de japansche hoogere scholen en universiteiten, en bekwamen zij zich daar met hulp van japansche boeken in de europeesche wetenschappen. De duur van hun studietijd is in den regel drie jaar; in dien tijd ontvangen de studenten jaarlijks 300 a 400 taël (= 960 a 1280 franc). In Japan worden de jonge Chineezen met voorkomende hartelijkheid ontvangen; in Tokio hebben de studenten een genootschap gesticht, om voor hunne chineesche makkers de studie zoowel als het materiëele leven gemakkelijker te maken. Overal worden de Chineezen als eenigszins achterlijke broeders behandeld, die in verouderde routine vastzitten, maar slechts behoeven te worden opgewekt. Deze beschermende kameraadschap is in elk opzicht zinnebeeldig voor Japan's tegenwoordige verhouding tot China. Meer nog dan hun goede aard, zijn het een zeer juiste opvatting van hunne eigene belangen en een fier gevoel van hunne meerderheid, die de Japanners deze ge-