68

PASCAL.

dienstige vraagstukken te overdenken en zich af te vragen in hoever godsdienst noodig is voor het redelijk leven van den mensch. Hij werd voor zichzelf nog strenger in het vervullen van zijn godsdienstplichten, en begon nu ook werken over den godsdienst te lezen. Onder deze laatsten bevond zich een werk van een nederlandsch theoloog Jansenius Augustinus. In dit boek wordt gezegd, dat er niet alleen eene lichamelijke maar ook een geestelijke wulpschheid bestaat. Zij openbaart zich in het bevredigen van alle mogelijke hartstochten en heeft, ais alle wulpschheid, zelfzucht en eigenliefde ten grondslag. Deze wellust, de verfijndste van alle, vervreemdt den mensch van God. Met de oprechtheid aan groote zielen eigen, erkende hij zelf in zijn leven de waarheid van deze redeneering te hebben bewezen, te meer daar het voor hem een groote opoffering was, zijn wetenschappelijk werk en den daaraan verbonden roem prijs te geven. Misschien kwam zijn besluit om de geliefkoosde studie te laten varen en al zijne krachten te besteden aan het onderzoeken der godsdienstige vraagstukken, die hem steeds meer belang inboezemden, juist daaruit voort, dat het eene opoffering was.

Aangaande Pascal's verkeer met vrouwen en den invloed, die de verlokkingen der liefde op hem hadden, verkeert men m het duister. Zijne biografen leiden af uit zijne „ Verhandelingen over de hartstochten der liefde" (waarin hij zegt, dat de liefde, het grootst geluk van den mensch, een rein, zedelijk gevoel is, dat de bron behoort te wezen van al wat edel is) dat Pascal in zijne jeugd verliefd was of) een vrouw, die maatschappelijk boven hem stond en zijne liefde niet beantwoordde. Hoe dit zij, al bestond zulk een liefde, zij had niet den minsten invloed op Pascals leven. In zijne jonge jaren stelde hij voornamelijk belang in den strijd tusschen zijn hartstocht voor wetenschappelijke studiën en den daaraan verbonden roem, de erkenning van de ijdelheid, de nietigheid dier studie, den slechten invloed dezer overdreven eerzucht, en zijne begeerte al zijne krachten aan den dienst van God te wijden.

Toen hij het besluit genomen had, de wetenschap te laten varen, kwam hem Torricelli's verhandeling over „het