192

DE EAUNA EN ELORA DER HOLEN.

De planten zonder chlorophyl, en in het bijzonder de zwammen, tieren zeer welig in het duister, in volslagen donkere kelders, in mijngangen, waar weinig of geen licht komt, onder voorwaarde, dat men ze organische voedingsstof toevoert. Zooals algemeen bekend is wordt op die wijze de eetbare paddestoel op mest gekweekt. Toch is het een feit, dat om die planten zonder bladgroen te voeden er organische stof noodig is en, zooals wij gezien hebben, deze kan alleen van buiten komen.

Ik zeide straks reeds, dat Scopoli in 1772 de eerste gewassen beschreven heeft, die door hem in de grotten van Carniole gevonden zijn; die gewassen waren zwammen. De Italiaansche natuurvorscher was in het eerst zeer getroffen door hun vreemd voorkomen en de misvormingen, die zij in verschillende richtingen vertoonden. „De onderaardsche plantengroei", zeide hij, „neemt vormen aan, overeenkomende met die van koraalgewassen op den bodem der zee, maar die vormen zijn in het oneindige veranderlijk".

Uit dezen volzin blijkt dat Scopoli deze zonderlinge zwammen der holen eer als vervormingen beschouwde van die, welke in het licht groeien, dan als afzonderlijke soorten. Het blijkt dus, dat als men een zeker soort zwammen met gepaste voeding langen tijd in volslagen duisternis houdt, er allerlei vervormingen plaats hebben; hoe is dat mogelijk daar die gewassen geen licht noodig hebben?

Dat is juist een bewijs voor het feit, dat, in tegenspraak met het gevoelen der physiologen, zij wel degelijk een zekere mate van licht noodig hebben; zij hebben daaraan geen behoefte om koolstof te assimileeren, want dat kunnen zij niet omdat zij geen bladgroen hebben; toch is het licht noodig voor hen, niet om te leven en zelfs niet om zich eenigen tijd te handhaven door eenvoudige vermenigvuldiging, maar zij hebben zekere behoefte aan licht om zich voort te planten en zich vast te hechten in den grond. Dat volgt uit de zeer talrijke waarnemingen van Jacques Maheu, die in 1906 een belangrijk werk heeft uitgegeven over de onderaardsche flora van Frankrijk, waar hij gedurende vele jaren alle grotten en afgronden nagegaan en onderzocht heeft.