236

DRIE VEREISCHTEN VOOR HEN, DIE NAAR VERBETERING

alle conventie en zijn naïeve zelfverheerlijking en gemaaktheid, ligt toch een gezond denkbeeld ten grondslag. Het behelst een erkenning van de noodzakelijkheid om ons te bereiden voor het Koninkrijk Gods door de hoogste levensgoederen af te scheiden van die stoffelijke conventioneele behoeften en ijdelheidsstreelingen die ze voor velen onbereikbaar zouden maken. Wij gevoelen, dat hetgeen waarop het eigenlijk voor ons aankomt, onafhankelijk is van het bezit van aardsche goederen, en wij wenschen de stoffelijke voorwaarden voor een werkelijk mensonwaardig bestaan wat te vereenvoudigen.

Waarom, zoo vragen wij b.v. onszelf af, moeten wij de ééne helft van ons leven besteden met ons te omringen van stofnesten, en de andere helft met ze schoon te houden ? Doch ook andere dan stoffelijke behoeften kunnen wel conventioneel zijn, en misschien wacht ons binnen korten tijd de ontdekking, dat veel van wat wij gewoon zijn onze verstandelijke en artistieke voorrechten te noemen, en wat wij ons met veel moeite en kosten hebben eigen gemaakt, niet anders is dan nuttelooze ballast, en even weinig te maken heeft met ons innigst gemoedsleven en met hoogere beschaving, als de zware groote meubels die een groote halve eeuw geleden in de mode waren. Misschien is het niet zoozeer aardschgezindheid als wel een algemeen gemis aan eenvoud en oprechtheid, waardoor ons levensgeluk verstoord en ons bestaan zoo ingewikkeld gemaakt wordt. Doch hoe dit ook zij, het streven naar meer eenvoud in ons leven getuigt van een oprecht geloof (hetwelk zich echter nog in practische daden moet leeren uiten!), dat de hoogste levensgoederen voor velen bereikbaar moeten zijn, en moeten berusten op stoffelijke voorwaarden die door velen kunnen worden verwezenlijkt, en dat die genoegens welke het meest vatbaar zijn om in ruimen kring verspreid te worden, ook het meest werkelijk genot aanbrengen. Het is niet gemakkelijk voor ons, die een betrekkelijken overvloed genieten, om te spreken van de mogelijkheid van een mensonwaardig bestaan voor iemand, die leeft in bekrompen omstandigheden, zonder den schijn op ons te laden van huichelarij; maar wij kunnen althans trachten ons in onze gedachten zooveel mogelijk los te maken van onze aardsche goederen