238

DRIE VEREISCHTEN VOOR HEN, DIE NAAR VERBETERING

schappij eens zooveel eerbied werd aangetroffen voor wat publiek eigendom is, dan zou er gelegenheid bestaan voor een grooter besparing van kosten en voor het invoeren van veel meer heilzame hervormingen dan naar alle waarschijnlijkheid een vereeniging van wetenschap en practijk, als waarvan ik boven de noodzakelijkheid heb betoogd, in de eerste jaren zal kunnen teweeg brengen. Doch wat kunnen wij doen ter bereiking van dit doel? Niet veel misschien, maar wij kunnen althans beginnen bij onszelf. En eveneens kunnen wij onszelf en anderen leeren, genot en bezit van elkander te scheiden, overal waar dit uit den aard der zaak kan geschieden. De meesten onzer zullen wel genoeg levenswijsheid bezitten om het aangenamer te vinden, dat hun vrienden rijtuigen of een automobiel houden, dan dat zij dit zelf doen. Ook zouden wij, zoo ons de keus werd gelaten, zeker liever met al onze medeburgers mee genieten van de schilderijen in onze groote musea, dan ze, met eenige andere bevoorrechten onderling verdeelen als particulier bezit. Velen wonen liever in de nabijheid van mooie openbare gebouwen, dan zelf in een prachtig ingericht huis. En een dergelijk gevoel voor genot, afgescheiden van persoonlijk bezit, kan nog naar allerlei richtingen worden uitgebreid. Onze stedelijke parken en plantsoenen zijn ons een bewijs met hoe weinig kosten wij onszelf groot genoegen kunnen verschaffen, zelfs onder de huidige toestanden. Bloemen voor de ramen zijn een verkwikking voor het oog in menige overigens sombere straat in Londens achterbuurten, waar ieder bewoner op zichzelf niet meer dan een paar planten bezit, en enkele uitverkorenen (ik behoef nauwelijks te zeggen dat ik hier spreek in gelijkenissen) zijn misschien al zóó ver, dat zij een sleutelbloem in het veld of een wild roosje in een haag, waar iedereen ze kan bewonderen, verkiezen boven diezelfde bloemen, slap neerhangend in den greep van een warm kinderhandje, of in een vaas gezet ter versiering van de eettafel. Dezulken zullen met smartelijke verbazing hebben opgemerkt, dat het niet onnoodig zou zijn een formeel verbod uit te vaardigen tegen het plukken van waterlelies op de Theems. Doch, hier bevind ik mij op gevaarlijk terrein. Immers, wij kunnen het als