HET HÜIS OP PALEN.

367

den Britschen handel. Cromwell's zeepolitiek, door de reeds vermelde financieele maatregelen geschoord, had ruim baan gemaakt voor onze mededinging in den zeehandel. Eenmaal gevestigd, is de Britsche zeehandel onophoudelijk en m zeer hooge mate vooruitgegaan. Wel was het aanvankelijke overwicht der Hollanders op natuurlijke en door oefening verkregen voorrechten gegrond, te groot dan dat het in een enkelen menschenleeftijd had kunnen worden verplaatst; maar onze mededinging hield vol, totdat ze in drie of vier generaties haar doel bereikt had.

Holland's groothandel, als zijnde onafscheidelijk van zijn zeemacht, zag zich met ieder tiental jaren meer dan in het laatstvorige bedreigd. Nog menig jaar verliep, eer zijn scheepvaart kennelijk achteruit ging; maar die van Engeland nam met ieder jaar sterk toe, vooral sedert het jaar 1780, waarna ze die van haar ouden mededinger meer en meer overvleugelde. Indien mijn bestek het gedoogde, zou ik hier kunnen bewijzen, dat en hoe de Hollandsche zeehandel voor den onzen achtereenvolgens de vlag streek m Amerika, Afrika, de Middellandsche zee, de Oostzee, en ten laatste ook in de Oostindische wateren. Dat onze scheepvaartwetgeving den Hollanders een doodelijken slag heeft toegebracht, is een meer schilderachtig dan juist gezegde; maar wel is het een onloochenbare waarheid, dat die wetten een rusteloozen en meedoogenloozen strijd tegen Holland's groothandel hebben te weeg gebracht, — een strijd, die ver over de eeuw heeft geduurd, en die ten slotte de geduchtste evenzeer als de oudste gebleken is van alle dien groothandel immer toegebrachte slagen.

Het voorbeeld van Groot-Brittanje vond in vele landen navolging, — in de eerste plaats bij Frankrijk's regeering. Colbert volgde het voorbeeld van Cromwell, maar niet met even goed gevolg, daar Frankrijk de tusschenkomst der Hollandsche vrachtvaart nimmer geheel heeft kunnen ontberen. De Scandinavische volken echter maakten er met uitstekend gevolg werk van, hun eigen scheepvaart zoozeer te ontwikkelen, dat ze de Hollandsche tusschenkomst konden missen; en ik voor mij meen, dat in de onvolledige statistieke opgaven hieromtrent beschikbaar, niets leer-