378

HET BOEK ,10B EEN DRAMA.

De groote critici zijn het over het algemeen eens over den tijd, waarin het boek Job is ontstaan, ten minste op eenige jaren na. Wij weten uit andere dan bijbelsche bronnen, dat in die eeuw het drama eene geestelijke en intellectueele macht was en geen ontspanning voor eene afgetobde en overwerkte menschheid. Het was het middel, dat werd aangewend om de emoties te reinigen en te verheffen, om de hysterie uit het leven te verdrijven; de weg, waarlangs het beste wat er gedacht werd aan de massa werd gebracht. Het theater in Griekenland was de plaats, waar godsdienstige en wijsgeerige kwesties, die buiten het aangenomen geloof traden en de erkende denkbeelden over goddelijke bestiering tegenspraken, vrijelijk werden behandeld. En dat juist is het plan, dat aan het boek Job ten gronde ligt, als wij de epiloog, die de beste autoriteiten voor onecht houden, verwerpen. Deze epiloog is een bijvoegsel uit later tijd, ontsproten uit het verlangen om het drama gelukkig te laten eindigen. Het dramatische ideaal wordt opgeofferd aan den volkseisch, of aan den wensch van den lateren schrijver om zijne eigene denkbeelden over goddelijke rechtvaardigheid uit te werken. Het laatste gedeelte blijft ver beneden de grootschheid van het echte boek Job, dat als treurspel eindigt met de woorden:

Ik doe boete in stof en asch1 En wij zouden met Shakespeare kunnen zeggen:

De rest is stilte. De gewijde tekst luidt:

Hier eindigen de woorden van Job. Wij zijn de oplossing van een vraagstuk reeds een eind genaderd, wanneer wij nauwkeurig den aard der voorwaarden hebben omschreven. Nu bedoel ik met drama, om het in weinig woorden te zeggen, den strijd van tegenover elkaar gestelde machten. De schrijver van een drama moet verschillende karakters samenbrengen, die uiteenloopende neigingen en doeleinden vertegenwoordigen, en ze in botsing laten komen in wat wij een tooneel noemen. Er moet

1) Hier en verder zijn de citaten volgens de Leidsche vertaling.