KANT EN BOEDDHA.

89

uitgave van een werk dat hij, zooals uit zijne correspondentie 1 blijkt, reeds in 1770 had uitgedacht? Waarom dit lange uitstel? Hij heeft ons geene gegevens nagelaten om deze vraag te beantwoorden. Wij kunnen slechts gissen, dat hij misschien overweldigd was door den overvloed van hetgeen hem was geopenbaard; dat het neerschrijven van zijne gedachten in hare volle ontwikkeling bezwaren opleverde voor zijn teer gestel ; dat zijne pen werd tegengehouden door angstvallige nauwgezetheid, voortvloeiende uit de vrees aan de waarheid te kort te doen; dat de buitengewoon moeilijke vraagstukken waarmee hij somtijcis te kampen had in zijne Transcendentale Deductie, eene eindelooze vertraging veroorzaakten ; dat een voorgevoel van de verstrekkende gevolgen der geestelijke omwenteling welke hij op het punt was in het leven te roepen, hem er toe bracht den grond, waarop hij zoo vast vertrouwde, meermalen te betreden. Hoe dit zij en welke de redenen ook mogen zijn van deze late uitgave van de „Kritik der lleinen Vernunft", Kant publiceerde het werk niet voor 1781. Hij was toen 57 jaar.

Er is eene passage in een der Psalmen van het Anglikaansche gebedenboek, welke mij dikwijls doet denken aan de fr Kritik der Reinen Vernunft11 : „My heart was hot within me and while I was thus musing the fire kindled, and at the last I spoke with my tongue.» Men krijgt den indruk dat Kant gedioongen werd dit boek te schrijven. Het was een hem opgelegde last, om zoo te zeggen eene hem toevertrouwde prophetische boodschap. Hij hield het lang onder zich. Eindelijk kan hij zich niet langer onttrekken aan de openbaring. Wij weten dat het boek in eenige maanden vervaardigd is. Van al zijne werken is dit beslist het slechtst geschreven, elke letterkundige vorm ontbreekt — toch getuigt het hier en daar van dichterlijke bezieling — de lange zinnen zijn zoo ineengestrengeld, de argumentatie, op zich zelf reeds moeilijk te volgen door hare fijnheid en de vele samenstellende deelen, zoo ingewikkeld door opmerkingen en bepalingen, door bewijzen en tusschenzinnen, dat de grootste geestelijke concentratie noodig is om de bedoe-

1) Kant's brieven, uitgave Schubert. p. 28.