314

HET MEERSCHUIM,

zijn bekwaamheid in houtsnijden de aandacht van graaf Andrassy op zich vestigde; toen deze laatste eens van een zijner reizen in Turkije terugkeerde, bracht hij een groot stuk meerschuim mee, dat men hem, wegens de groote lichtheid, als een zeldzaamheid had aangeprezen, en bij droeg aan Kowatsch de taak op, uit deze stof twee pijpen te vervaardigen. Onder het snijden viel toevallig een der pijpekoppen op een schijfje was, waarmede Kowatsch gewoon was zijn pekdraad te strijken; daardoor ontstond een vlek en toen voor het eerst uit de pijp gerookt werd, maakte men de opmerking, dat de plek, die met het was in aanraking geweest was, een schoone, bruine kleur kreeg. Nu werd de geheele kop met was bestreken en nadat er eenigen tijd uit gerookt was, bleek hij gelijkmatig en zeer fraai gekleurd te zijn.

Zoo maakte Kowatsch de eerste meerschuimen pijp en ontdekte hij ook de kunst van het doorrooken, maar het is moeielijk uit te maken of dit verhaal juist is; zeker is het, dat omstreeks het midden der achttiende eeuw meerschuim te Ruhla tot pijpen verwerkt werd. Hoogstwaarschijnlijk is de bewerking van het meerschuim uit Turkije afkomstig, want naar beweerd wordt vervaardigden de Turken reeds in het begin dier eeuw pijpen uit meerschuim; deze zouden echter niet fraai van vorm en ruw bewerkt geweest zijn, zoodat zij in het westen een verdere bewerking moesten ondergaan, voordat zij in den handel gebracht werden. De eerste schrijver, die betrouwbare berichten omtrent het meerschuim en zijn bewerking meedeelt, is Professor Hacquet in Krain: «Gedurende mijn verblijf in Semlin in het jaar 1775«, schrijft hij, «brachten de Turken zakken vol pijpekoppen in de stad. Ik vroeg hun inlichtingen hoe deze vervaardigd werden, en bij toeval had een van hen zulk een kop bij zich, die nog niet geheel afgewerkt was. Hij dompelde dien in het water, sneed hem met een gewoon mes in den verlangden vorm en gaf hem mij. Gij hebt nu verder niets te doen, zeide hij tot mij, dan de opening met was te sluiten, den kop dan in linnen te wikkelen en in olie te laten koken; dan zult gij een goede pijp hebben, die in de gloeihitte niet springt.«.

Wat Kowatsch voor Budapest gedaan heeft, deed Iffert voor het stadje Ruhla in Thüringen. Dit Ruhla, een oud stadje in het Thüringer Woud, dat een bezoek overwaardig is, is van oudsher de zetel van een bloeiende handwerksnijverheid geweest. In de elfde eeuw werd er reeds ijzer uit zijn ertsen gesmolten en waren zijn wapensmeden al beroemd; in de middeleeuwen had Ruhla dezelfde beteekenis in de nijverheid, die thans aan Solingen toekomt, maar in den dertigjarigen oorlog geraakten de wapensmederijen in verval en wer-