396

FRANCISCUS VAN ASSISI EN HET

Gods van een vaag denkbeeld tot een zekerheid verheven, tot een volledig gebouw in den hemel gesticht. Dat, wat oogenschijnlijk bestemd was om meer of min onduidelijk in de verbeelding voort te leven, heeft door zijn toedoen een vasten vorm aangenomen. De beide deelen van het dualisme, de aardsche en de bovenaardsche wereld, hebben sinds dien tijd zekerheid van bestaan verkregen en een bepaalden vorm in het oog der menschen aangenomen.

Laten wij ons nu het geloof eens voorstellen, dat zich als resultaat van den voorafgeganen langdurigen geestesarbeid in de 13e eeuw heeft gevormd.

De aarde, welke God uit den chaos heeft doen ontstaan om er eene woonplaats voor den mensch van te maken, staat stil in de oneindige ruimte. Zon, planeten en sterren, geschapen om de aarde te verlichten, draaien om haar heen, terwijl de hemel, het verblijf van God zich boven haar welft. De afstand van de aarde naar den hemel is vrij gemakkelijk te overschrijden en geregelde betrekkingen worden tusschen beiden onderhouden.

God is meermalen op de aarde neergedaald om zijnen wil zoowel aan den eersten mensch, Adam, als aan de patriarchen en aan Mozes en de Profeten, Zijne gevolmachtigden, kenbaar te maken. Daarna zond God zijn eigen Zoon om de zonden cler menschen af te koopen.

Deze, de Christus, nu weer in den hemel, zal op den dag van het laatste oordeel weer op de aarde verschijnen.

Van den anderen kant zijn de profeten en de Maagd Maria van de aarde naar den hemel gegaan, zoo als ook nog steeds het geval is met de zielen der uitverkorenen, welke daarboven de eeuwige zaligheid deelachtig worden.

Daar God, na clen hemel, de aarde en de menschen geschapen te hebben, Zijne schepping is blijven besturen, zoo trachten cle menschen, Zijnen wil kennende, door gebeden en goede werken Zijne gunst en genade te verwerven.

Het begripsvermogen voor de natuurlijke orde der dingen ontbreekt en de menschelijke geest verkeert in een toestand, waarin de wonderen, het door Gods wil plaats hebben der meest onverwachte gebeurtenissen als iets heel gewoons beschouwd wordt.