440

UIT HET LAND VAN VUUR EN IJS.

geten zal zijn. Toch is het werk nog niet voltooid; nog moet er veel gedaan worden om het land der met ijs omschorste vuurbergen aan het land der lachende beukenbosschen met andere banden dan die van den dwang te binden. Een poging in die richting heeft koning Frederik gedaan, toen hij het IJslandsche Allting uitnoodigde zijn gast in Kopenhagen te zijn en beloofde om den volgenden zomer zelf naar IJsland te komen. Maar gastmalen en feestelijkheden, hoe schitterend ook, zijn niet voldoende. Geen champagne verlangen de IJslanders, maar wel hun recht. De uitdrukkelijke voorwaarde der oude afspraak, dat de koning het volk in het volle genot van de IJslandsche wet zou laten, wordt geschonden door de door Deensche vreemdelingen gemaakte wetgeving van 1871. Deze moet plaats maken voor een nieuwe, door het IJslandsche Allting samen met den Deenschen rijksdag aangenomen wet, die de verhouding tusschen de beide landen op een rechtvaardige manier moet regelen zonder de gevoelens van het volk te kwetsen. Dit doel kan ook niet moeielijk te bereiken zijn, wanneer het van weerskanten niet aan goeden wil ontbreekt. Dat Denemarken er eenig voordeel bij zou hebben, om steeds een afwijzende houding te blijven aannemen tegenover den eisch der andere partij, is moeielijk te denken. Door IJsland te noemen in den titel van den koning, zou noch zijn eer, noch die van Denemarken gekrenkt worden. Zijn keizerlijke bloedverwant van Rusland noemt zich immers ook grootvorst van Finland en tusschen de positie van IJsland en Finland bestaat meer dan een punt van overeenkomst. Mochten dus de IJslanders van meening zijn, dat volgens de oude afspraak aan Z. Ex. Hafstein 1 de titel van Jarl verleend moet worden, dan zouden de Denen dit immers best kunnen toegeven, zonder er iets bij te verliezen. De eischen van IJsland strijden tegen geen enkel vitaal belang der Denen, en het zou een eervolle taak voor hen zijn, om goed te maken wat hun voorvaderen misdreven hebben tegen een kleiner volk, dat niet de macht bezat zijn recht met de wapens in de hand te verdedigen. Dat sommige Deen-

1) De in 1903 volgens de nieuwe wet benoemde minister, een IJslander van geboorte.