4

FERDINAND BRUNETIERE's STRIJD TEGEN

,/Het positivisme ontkent de gewichtigste behoeften van de menschelijke ziel. Het woord van Pascal in algemeenen zin nemende, kan men beweren, dat het hart behoeften heeft, welke de wetenschap niet alleen niet bevredigt, maar zelfs niet vermoedt en niet vermoeden kan, reden waarom ze die behoeften eenvoudig loochent.

Wat is de beteekenis van het leven?

Waarom zijn wij geboren?

Waarom moeten wij sterven?

Hoe zullen wij leven? als wezens, die na hun dood vernietigd of die onsterfelijk zullen zijn? Wat zijn onze naasten voor ons?

Hoe moeten wij ons tegenover hen gedragen? Dit zijn eenvoudige vragen, die ten allen tijde den menschelijken geest hebben beziggehouden en gekweld, en tot op dit oogenblik heeft de wetenschap ze nog niet kunnen beantwoorden.

In werken als: „Discours de la Méthoden Van Descartes, „Bsquisse d'une Mstoire du progrès de 1'esprit kumainii van Condorcet en „L'avenir de la seience" van Renan leest men, dat het der wetenschap eenmaal gelukken zal, al de raadselen des levens op te lossen en daardoor den godsdienst overbodig te maken. Is dit reeds bewaarheid?

Is de mensch door den vooruitgang der. wetenschap vrijer en ook gelukkiger geworden? ,/Neen", antwoordt Brunetière, „de wetenschap heeft in de 19e eeuw bankroet gemaakt. Wel verre, dat zij het geloof zou kunnen vervangen, berust de wetenschap zelf op een geloof.

De behoefte om te ,/gelooven" is de voorwaarde van het ,/weten".

Wat is dan eigenlijk waarheid? Waar is zij? Hoe kunnen wij tot de waarheid komen? Door welk middel ?

Welke zekerheid hebben wij voor onze kennis ? En waarop berust deze zekerheid?

Voor al deze vragen hebben wij slechts één antwoord: de zekerheid van onze kennis berust op het geloof, op een geloofsdaad. Om tot weten te komen, moet men gelooven. Wanneer dit nu zoo is, zoo gaat het ons begrip te boven, dat