Sf5

FERDINAND BRUNETIÈRE.

raar aan de Ecole. 'Normale Supérieure benoemd. Van het begin af spreidde hij alle hoedanigheden van een uitstekend leeraar ten toon: een rijkdom van denkbeelden, een meêsleepende welsprekendheid en een kracht van taal, waarvoor geen enkele student overschillig kon blijven. Vijftien jaar lang bekleedde hij dit ambt met toenemend succes, met steeds toenemende scherpzinnigheid, terwijl een steeds stijgende hoogachting en waardeering zijn deel werden.

Terzelfder tijd hield hij, zich zelf nooit sparende, lezingen in de Sorbonne en in het Odéon-theater, waar hij 3 jaar lang, van 1891—1893, de „Epoques du thedtre francais de 1636 a 1850" behandelde.

In die dagen verlieten de Parijzenaars hun Bois om zich te verdringen in de loges van het Odéon of op de trappen van de gehoorzaal der Universiteit, ten einde den redenaar te hooren, die zijn gehoor geboeid hield door zijn oratorisch genie en zijn grondig onderricht, opgeluisterd door alles, wat geschiedenis en letterkunde konden geven.

Een van de meest vernuftige, zoo al niet meest juiste denkbeelden van Brunetière, was de toepassing der evolutieleer op de letterkundige geschiedenis: een feit waaruit kon blijken, dat zijn voorliefde voor de klassiek-latijnsche beschaving hem niet verblind had voor de ontdekkingen op het gebied der wetenschap in andere vakken.

Een van zijne eerste met zijn naam onderteekende verhandelingen was dan ook een artikel over Darwin, dat in de Revue politique et littéraire, nu de Revue Bleue verscheen.

Gedurende de maanden November en December 1889 hield hij lezingen aan de Ecole Normale over de „Evolution des genres dans l'histoire de la littérature.

Hij beweerde daarin, dat in de geschiedenis van letterkunde en kunst, evenals in de natuur de genres beïnvloed worden door oorzaken, maar weinig verschillend van die, welke elders als „Strijd om het bestaan" en „teeltkeus" bekend staan; en dat het deze oorzaken zijn, die tot ontwikkeling en wijziging daarvan leiden. Brunetière begon zijne nieuwe methode toe te passen op typen der kritiek, welker geschiedenis hij van Du Bellay en Malherbe af tot Taine toe schetste. In de „Evolulion de la poésie lyrique en France