MONTENEGRO.

91

geprezen werd. De Zwarte Bergen, waar de overlevering zoo lang onveranderd geheerscht had, ondergingen het lot van al het aardsche en verandering begon ook daar door te dringen. Het Huis Plantagenet heerschte nog in Engeland, toen een handvol Christen-Serviërs het eerst op de woeste rotsen van hun natuurlijke vesting de vaan van staatkundige en godsdienstige vrijheid ontrolden, en hun afstammelingen hebben die sedert dien dag steeds tegen overmachtige vijanden verdedigd, zonder dat zij tot op onze dagen ooit langer dan een tiental jaren in vrede hebben kunnen leven. Maar bij het tractaat van Berlijn, waar het Balkan-vraagstuk voor eenigen tijd geregeld is, werd de onafhankelijkheid van den kleinen staat — Montenegro is niet grooter dan Yorkshire en de bevolking bedraagt nog geen 300000 zielen — erkend „door de Verheven Porte en door al die hooge contracteeren de partijen, die zulks niet reeds vroeger gedaan hadden," en sedert dien tijd heeft „de storm van den Islam" opgehouden te woeden tegen „de rots der vrijheid." Vrede daalde neder in de streken, die eeuwen lang geen vrede gekend hadden, en vaste grenzen, door daartoe aangewezen commissiën bepaald, maakten een eind aan de voortdurende twisten over grondgebied, waarop beide partijen recht meenden te hebben. De Montenegrijnen behoeven niet meer te vechten om de naakte rotsen van den Zwarten Berg en, wat meer is, het vruchtbare, vlakke land in den omtrek daarvan werd eveneens zijn rechtmatig en erkend eigendom. Als in den ouden tijd de ellendige stukjes grond, sommige slechts eenige voeten in oppervlakte, waar de boer van tusschen de steenen zijn schralen oogst moest verkrijgen, maar zeer weinig hadden opgeleverd, was het altijd mogelijk geweest zich voor misgewas schadeloos te stellen door een rooftocht in de vruchtbaarder akkers der Turksche naburen. Thans moet de bergbewoner zelf landbouwer worden en vlijt en werkzaamheid moeten de plaats innemen van moed en dapperheid. Het valt te betwijfelen of de verandering aan allen onvermengd welkom was: het planten van aardappelen, mais en tabak, het fokken van geiten en rundvee moet wel eentonig zijn voor een volk van geboren strijders, vooral als het nooit afgewisseld wordt