156

BARYUMPLATTNACYANÜUR.

landsche Evangelische Maatschappij aanbieden, die bij het ontwerpen der bepalingen voor den duitschen bond tot de geraadpleegde voorbeelden behoord had.

Ook verheugde het haar, van de haar steeds na aan het hart liggende goede verstandhouding tusschen duitsche en nederlandsche protestanten te vernemen, waarvan de aanwezigheid van afgevaardigden van de Nederlandsche Gustaaf-Adolfvereeniging, te Dusseldorp in het najaar van 1886, een nieuw bewijs geleverd had. Die afgevaardigden hadden daar vernomen van den steun, dien de duitsche vereeniging van de zijde van de Groothertogin genoot en hadden daarop later een verzoek om dergelijken steun aan de Koningin-Regentes gegrond, dat in goede aarde gevallen was. Ook de scheuring in de Ned. Hervormde Kerk kwam ter sprake en werd door de Groothertogin heftig veroordeeld.

Nadat de Evangelische bond gesticht was, werd die ook verder door het Weimarsche hof ijverig ondersteund. Vermits het hier echter niet mijn doel was om dien bond te bespreken, maar alleen om het beeld van Groothertogin Sophie in de herinnering terug te roepen, meen ik hier niet verder over te moeten uitweiden. B.

Baryumplatinacyanuur.1

Deze stof is in het jongste tiental jaren meer algemeen bekend geworden door de beroemde proeven van Röntgen ; het scherm, dat zoodra het door Röntgenstralen getroffen wordt, fluorescentieverschijnselen vertoont en dat ook gebruikt wordt om de schaduwbeelden op te vangen, welke door die stralen geleverd worden, als zij door deelen van het menschelijk lichaam zijn heen gegaan, is met die stof, welke een helder gele kleur heeft, overdekt.

Als nu zulk een scherm echter lang aan de inwerking der Röntgenstralen is blootgesteld geweest of ook langen tijd aaneen op een hooge temperatuur gehouden is, dan verandert de gele kleur in bruin en verliest de stof het vermogen om onder de werking der Röntgenstralen te lichten. Nu kan zij dat vermogen wel terug krijgen, maar de HH. Bordier en Galimard hebben bewezen, dat water daartoe volstrekt noodzakelijk is, en het gebruik daarvan is bij de tegenwoordige inrichting dier schermen ten eenenmale onmogelijk;

1) Hiïnmel und Erde, Januari 1907.