CLEMENCEAU ALS SCHRIJVER EN PHILOSOOE.

223

zoodoende ieder uur in gemeenschap met Pan te brengen, wiens evolutie ons slechts vrij gemaakt heeft om ons in staat te stellen hem grooter en beter te maken." Dit is heidensch mysticisme, doch een ader der oude Christelijke barmhartigheid loopt er door heen. Tn honderd andere passages lezen wij van inspanning, van zelfopoffering, van verheffende smart en, zooals ik hierboven reeds zeide, zien wij dat deze zelfde man, die in plaats van een scepticus integendeel een trouw aanhanger is van de Monistische leer, wel verre van een epicurist te zijn, het edelste idealisme verkondigde.

Hierin ligt blijkbaar het geheim van Clemenceau's schijnbare inconsequentie. De materialistische doctor in hem schrikt blijkbaar niet terug voor het dwaze figuur, dat iemand maakt, die over een „volkomen overzicht van het heelal" spreekt, maar de idealist komt ieder oogenblik bij den socialen hervormer om den hoek kijken. Hij haat het Christendom, dat hij steeds met het kloosterleven en de zelfkastijding der kluizenaars dooreenwart, doch hij predikt zelfverloochening en liefdadigheid.

Zulke tegenstrijdigheden zijn bij natuurkundigen minder zeldzaam dan bij eenige andere klasse van geleerden.

Zij gelooven in God, maar willen er niet voor uitkomen, omdat menschen die verre beneden hen staan, God noemen, wat God niet is. Huxley was een van deze. Hun mond is godlasterlijk, doch hun hart is oprecht en edelmoedig.

Het verwondert ons dus niet, dat deze man, die een pantheïst was en toch sprak over het verheffende der smart, geen aanhanger van Nietzsche zijn kon. Een Kabinetomverwerper behoeft niet noodzakelijk een monster van baatzuchtigheid te zijn.

In zijn roman „Les plus Forts" valt hij hevig de strenge philosofie aan, die in den „ Uebermensch" verkondigd wordt en predikt hij eene geheel tegenovergestelde leer van teederheid en liefde. Deze roman werd in 1898 uitgegeven, in een tijd, toen de schrijver gesmaad en uitgeworpen was wegens de rol, door hem volgens de openbare meening in de Panama-zaak gespeeld; toen hij het recht had om niet alleen verbitterd te zijn tegen de kiezers, die hem niet